m. (-s),
1. toestel voor het meten van een kracht, een koppel of een vermogen (arbeid/tijd);
2. toestel ter bepaling van de vergrotende kracht van een lens.
Tot de mechanische dynamometers behoort de veerdynamometer waarmee op een geijkte schaal de trek- of de drukkracht afgelezen kan worden, behorende bij een lengteverandering van een veer veroorzaakt door het gemeten werktuig. Met de vang van Prony. wordt het vermogen gemeten; op hetzelfde principe berusten de handremen de touwremdynamometer. Ze worden weinig meer toegepast. Een hydraulische dynamometer is de waterrem (dynamometer) waarbij op de te ‘meten’ as bevestigde schijven in een meer of minder met water gevuld huis rondlopen dat met hefboom en gewichten in evenwicht gehouden moet worden. Een elektrische remdynamometer is b.v. de wervelstroomrem. Een draaiende getande rotor heeft een constant magnetisch veld dat wervelstromen opwekt in de stator.
Bij de wervelstroommagneetrem of magneetpoederrem bevindt zich tussen rotor en stator een magneetpoeder. Deze heeft, in tegenstelling tot de vorige, het voordeel dat hij van nominaal vermogen tot nullast over het maximale remmoment beschikt.
De boordynamometer wordt gebruikt ter bepaling van het statisch en dynamisch gedrag van spiraalboren, waarmee de aanzetkracht en het boormoment die optreden bij het boren kunnen worden gemeten.
LITT. A. Gramberg, Technische Messungen (1959); G. Kornfeld, H. Conrad, Vermogensbeproeving met wervelstroomof magneetremmen als belasting (in: Polytechnisch Tijdschrift, E, dec. 1976).