Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Duf

betekenis & definitie

bn. en bw. (-fer, -st),

1. muf, vochtig, met een benauwende, schimmelachtige reuk (smaak): duffe kelders; het duffe studeervertrek;
2. (fig.) zonder frisheid of levendigheid, saai, bekrompen: duffe boekenwijsheid; ook: energieloos: ik ben zo duf, zonder fut.

< >