bn. en bw. (-fer, -st),
1. muf, vochtig, met een benauwende, schimmelachtige reuk (smaak): duffe kelders; het duffe studeervertrek;
2. (fig.) zonder frisheid of levendigheid, saai, bekrompen: duffe boekenwijsheid; ook: energieloos: ik ben zo duf, zonder fut.