bn. en bw. (-er, -st),
1. (van woorden) voor twee uitleggingen vatbaar: de godsspraken waren meest zeer dubbelzinnig; naast de gewone betekenis een onkiese, obscene tweede betekenis bevattend: dubbelzinnige taal; een dubbelzinnig gedrag, een dubbelzinnige houding, waarvan de bedoeling anders is dan men doet blijken, waarvan men niet weet wat men eraan heeft;
2. waaromtrent twijfel bestaan kan: om door middel van verjaring de eigendom van een zaak te verkrijgen, wordt vereist onder meer een niet dubbelzinnig bezit.