m. (-en),
1. drie kinderen van dezelfde dracht of zwangerschap; ook wel voor ieder van zulke kinderen als zodanig;
2. bij vergelijking voor drie aaneengegroeide vruchten enz., of een stel van drie aan elkaar verbonden buizen; drie metalen stukken dicht bij elkaar (op gelijke afstand) in de breedte van een wapen;
3. wat niet de volle of normale grootte heeft, in bijzondere toepassingen; spijker die drie vierde van een ‘enkele’ spijker is, heknagel; dito soort van gebakken steen; paard dat tussen een hit en een normaal paard in staat; voor driekwart volwassen stuk wild, m.n. haas; ook haring van drie jaar; kleine aardappel, groter dan kriel; klein model kruiwagen of boerenwagen;
4. stuk van een in drieën gekloofd rondhout; blok van een in drieën gezaagde spaak.