Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Drankbestrijding

betekenis & definitie

v., het principieel en systematisch tegengaan van het misbruik van sterkedrank; (metonymisch) organisatie die zich daarmee bezighoudt.

Men moet bij de drankbestrijding onderscheid maken tussen preventieve drankbestrijding, die gericht is op het voorkomen van alcoholisme door vermindering van het alcoholgebruik en het tegengaan van misbruik, en curatieve drankbestrijding, die zich bezig houdt met de behandeling van alcoholisten en hun medische en maatschappelijke rehabilitatie.

Hoewel alle wereldgodsdiensten elementen van drankbestrijding kennen (de islam zelfs een verbod van alcoholgebruik) en uit de middeleeuwen reeds overheidsmaatregelen tegen drankmisbruik bekend zijn, dateert de georganiseerde drankbestrijding in het algemeen pas uit het midden van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Tegen het eind van de 18e en in de eerste helft van de 19e eeuw ontstond de industriële alcoholproduktie uit aardappelen en melasse, waardoor goedkope sterkedrank onder het bereik van het gehele volk kwam. Als nevenverschijnselen van de ellendige levensomstandigheden van de arbeidende klasse werd het drankmisbruik op grote schaal in de 19e eeuw in geheel Europa en Noord-Amerika tot een belangrijk sociaal probleem, waartegen de drankbestrijding zich keerde. De oudste particuliere organisaties voor drankbestrijding in Nederland dateren uit het midden van de 19e eeuw; zij richtten zich vooral tegen het misbruik (pleitend voor ‘afschaffing’ van sterkedrank; Blauwe Knoop), en streefden matigheid na (ook bij het gebruik van zwak-alcoholische dranken). Eind 19e eeuw kwam de idee van geheelonthouding op, die aanvankelijk in de arbeidersbeweging veel aanhang vond. Sinds 1907 werken de drankbestrijdingorganisaties nauw samen in een landelijk overkoepelend lichaam: de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme (NCA), gevestigd te Utrecht. Haar werkzaamheden zijn vooral gericht op het geven van voorlichting over de aard en omvang van het alcoholisme en over de riskante aspecten van de drinkgewoonten (o.a. door films, lessen op school, de uitgave van een tijdschrift Feiten C2H5OH Alcohol en andere geschriften, affiches, enz.) en het ombuigen van de alcohol-drinkgewoonten (o.a. door bevordering van het gebruik van vruchtesappen en andere alcoholvrije dranken).

Naast de NCA werken de Volksbond tegen Drankmisbruik en de Alcoholics Anonymous, terwijl Veilig Verkeer Nederland speciale acties voert voor preventieve drankbestrijding in het verkeer. Ofschoon het 19e-eeuwse alcoholisme in Nederland in het algemeen is verdwenen, vertoont het alcoholverbruik sinds de jaren vijftig weer een sterke stijging (tabel).

Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat het aantal gevallen van alcoholisme weer aanmerkelijk is toegenomen en daarmee een (sociaal-)medisch probleem is geworden. Bij de individuele behandeling van de alcoholist kan men drieërlei benadering onderscheiden: biologisch-klinisch, gericht op de lichamelijke verschijnselen; psychologisch, gericht op de geestelijke factoren in de mens; sociaal, gericht op de wisselwerking van de mens en zijn sociale relaties. De acute alcoholvergiftiging behoeft meestal geen medische behandeling. Ter bestrijding van chronisch alcoholisme is een ontwenningsbehandeling van medische, psychologische en sociale aard gedurende langere tijd noodzakelijk. Tijdens deze ontwenning kunnen zich allerlei onthoudingsverschijnselen voordoen. Men tracht de patiënten zo lang mogelijk lopend (ambulant) te behandelen.

Een net van medisch-maatschappelijke consultatiebureaus voor alcoholisme (MCA) is hiervoor opgebouwd. Het eerste bureau dateert van 1909 te Amsterdam. Er bestaan 18 van dergelijke consultatiebureaus, waarvan sommige met een daaraan verbonden kliniek, gebundeld in de Federatie van Instellingen voor de zorg voor Alcoholisten (FZA). De veelzijdige hulp, zowel adviserend als sociaalcuratief, wordt o.m. door arts (internist), psychiater, psycholoog en maatschappelijk werker verleend. Verwijzing geschiedt op vrijwillige basis (door artsen, diensten voor sociale zaken, organisaties voor maatschappelijk werk, justitie), soms ook verplicht, nl. indirect door de rechter. Pas als de ambulante behandeling zonder resultaat blijft, kan opneming in één van de vier specifieke door ziekenfondsen als zodanig erkende behandelinstellingen (Eelde, Apeldoorn, Amsterdam, Rotterdam) volgen.

De overheid probeert al sinds het eind van de 19e eeuw door wettelijke bepalingen drankmisbruik tegen te gaan en de verkoop van alcoholhoudende dranken binnen de perken te houden. De Drankwet van 1881 stelde verkoop van sterkedrank afhankelijk van een vergunning van de (gemeentelijke) overheid en bond het aantal tapen slijtvergunningen per gemeente aan een maximum. Dit systeem werd door de Drankwet van 1904 uitgebreid tot de verkoop van zwak-alcoholische dranken en ook bij de herziening in 1931 gehandhaafd. Volgens de -»-Dranken Horecawet (1964) echter is weliswaar voor de verkoop van sterkedrank en voor de verkoop van zwak-alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse nog een vergunning nodig, maar aan het aantal is geen maximum meer gesteld, terwijl de verkoop van bier en wijn per fles ook in levensmiddelenwinkels zonder vergunning kan plaatsvinden.

Met het oog op de drankbestrijding in het verkeer zijn per 1.11.1974 nieuwe bepalingen van de Wegenverkeerswet van kracht geworden, volgens welke het besturen van een voertuig bij een bloed-alcoholgehalte van meer dan 0,5 promille als misdrijf strafbaar wordt gesteld, en verkeersdeelnemers kunnen worden verplicht zich aan een bloedproef of ademtest te onderwerpen. Soortgelijke wettelijke regelingen bestaan reeds lang in vele andere landen. In België treedt het Nationaal Comité voor de behandeling en preventie van Alcoholisme (en andere Toxicomanieën) op als coördinerende organisatie voor zowel de preventieve als de curatieve drankbestrijding. De wet-Vandervelde (29.8.1919, Beteugeling der openbare Dronkenschap) voorziet o.m. in de minimum hoeveelheid sterkedrank (2 1) die ineens mag verkocht worden en in het maximumalcoholgehalte (18 %) van dranken, die in openbare gelegenheden mogen worden geschonken. Het is eveneens verboden alcoholhoudende dranken te serveren aan minderjarigen (jonger dan 16 jaar) en aan personen die kennelijk reeds onder invloed zijn. Door latere wijzigingen werd o.m. de toegelaten maximum alcoholconcentratie van dranken verhoogd tot 22 %.

Met het oog op de verkeersveiligheid werd de verplichte bloedproef (15.4.1958) ingesteld (strafbare grens 0,8 g per %o) en door de wet van 11.7.1967 de verplichte ademproef (grens 0,89 per %o). Niet alleen zijn de straffen en geldboetes aanzienlijk, de verzekeringsmaatschappij mag haar verzekerde die veroordeeld werd voor dronkenschap aan het stuur, een hogere premie opleggen en hem verplichten tot terugbetaling van de schadevergoeding uitgekeerd aan zijn slachtoffer.

De drankbestrijding in Engeland en de VS had aanvankelijk een vrij sterk kerkelijke inslag. In 1851 verbood de Amerikaanse staat Maine alle alcoholhoudende dranken, 21 andere staten volgden dit voorbeeld. In 1917 werd op grond van een amendement op de grondwet, vanaf 1920 het gehele land ‘drooggelegd’. Dit amendement werd in 1933 weer ingetrokken op grond van de enorme clandestiene fabricage van en handel in sterkedrank, en het grote inkomstenverlies voor de staat (drankaccijnzen). Diverse staten kennen echter nog zeer beperkende maatregelen. Dit geldt ook voor andere landen, b.v.

Noorwegen, waar de gehele drankverkoop (en ten dele fabricage) in handen van de staats-‘Vinmonopol’ is.

LITT. P.H.Esser, Alcoholisme (1960); S.Santema, Georganiseerde maatsch. gezondheidszorg (1966).

< >