Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dof (geluid, naaistersterm)

betekenis & definitie

m. (-fen),

1. niet helder klinkende slag of stoot; zachte stoot, duw met de vuist;
2. (naaistersterm) ingehaalde en daardoor bolstaande strook op een mouw of rok; soms ook in rozetvorm: dofjes op een japonlijf; ook: hoofdje, opstaande kant: doffen op een gordijn.

< >