m.,
1. futesoort ;
2. zie dodo’s.
De dodaars, Tachybaptus ruficollis, behoort tot de familie futen. Hij komt voor in Middenen Zuid-Europa, Afrika, Zuiden Zuidoost-Azië en Australië. Hij is een kleine vogel met een stomp achterlijf, een korte hals, en een korte, vrij forse snavel. In het zgn. prachtkleed is de bovenzijde donkerbruin, de onderzijde lichter, de wangen en keel kastanjebruin; de lichte vlek op de donkere kop wordt gevormd door de groengele snavelbasis; de snavel is verder zwart. De dodaars is een goede zwemmer en duiker, en vliegt met snelle vleugelslagen. Hij is een broedvogel in stilstaand water.
Het voedsel bestaat uit waterinsekten en visjes. In Nederland en België is hij een vrij schaarse broedvogel en een winter gast in een vrij klein aantal.
LITT. H.Bandorf, Der Zwergtaucher (1970).