[Gr. deinos, schrikwekkend, sauros, hagedis], een groep uitgestorven reptielen welke tot twee ordes worden gerekend, de Saurischia en de Ornithischia. Zij stammen af van de Thecodonta, vleesetende, op de achterpoten lopende reptielen uit de Trias.
De meeste gelijkenis met deze voorouder vertoonden de Saurischia., Zij zijn gekenmerkt door een bekken met een in voorwaartse richting uitstekend schaambeen, zoals bij de recente reptielen. De meeste liepen op hun achterpoten en waren vleeseters. Tot de kleinste behoorde Compsognathus, niet groter dan een konijn. Een ander soort, Ornitholestes, werd 2 m lang. De sterk tot de verbeelding sprekende Tyrannosaurus, die een lengte van 16 m kon bereiken, was waarschijnlijk geen roofdier maar een aaseter. De viervoeters onder de Saurischia waren alle planteneters.
Onder hen zijn de grootste reptielen die ooit leefden. Diplodocus was met een lengte van ruim 25 m de langste. zie Brachiosaurus was de zwaarste met een gewicht van ca. 50 ton. Deze dieren hadden zuilvormige dikke poten, een zeer kleine kop op een lange hals, en een lange staart. Hun hersenholte was niet groter dan een tennisbal. Een deel van de taak der hersenen werd overgenomen door een verdikking van het ruggemerg boven het bekken. Deze reuzen leefden waarschijnlijk in moerassen en meren, waardoor de poten maar een deel van het totale gewicht te dragen hadden.De orde der Ornithischia is gekenmerkt door een bekken met een achterwaarts uitstekend schaambeen, zoals voorkomt bij de vogels.
Het waren zonder uitzondering planteneters, soms met een sterk gespecialiseerd maalgebit. Een aantal van hen liep op de achterpoten, zoals >Iguanodon, maar de meeste Ornithischia waren viervoeters. Uit de skeletten van deze laatsten valt op te maken dat zij geen snelle lopers waren. Veel van deze viervoeters waren voorzien van een pantsering. Stegosaurus bezat een kam van rechtopstaande beenplaten van voor naar achter over zijn rug. Ankylosaurus was geheel overdekt met beenplaten; de schedelbeenderen van Triceratops waren achterwaarts verlengd tot een nekbescherming.
Dinosauria leefden gedurende het Mesozoïcum en vertoonden hun grootste vormenrijkdom gedurende het Krijt. De meeste fossielvondsten, o.a. skeletten en mummies, zijn gedaan in Noord-Amerika. Uit Mongolië en Zuid-Frankrijk zijn fossiele dinosauria-eieren bekend. Een zeer belangrijke Europese vondst is afkomstig van Bernissart (België) waar een groot aantal Iguanodonskeletten bij elkaar is gevonden.