Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Deventer, (plaats)

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Overijssel, 36,19 km2, 64865 inw.; 26,5% r.k., 22,5% n.h., 4,0% geref. (incl. geref. kerken vrijgemaakt), 9,5% overige en 37,5% g. kerkg.

De bodem bestaat uit rivierklei en zandgrond, m.n. grasland, voorts enige tuinbouw. Deventer is de oudste stad van Overijssel. Het oudste deel der stad is te zoeken rond het Lebuïnuskerkhof; reeds vroeg bestond hiernaast een tweede kern op de Berg (Bergkerk), die reeds in de 13e eeuw binnen de stad getrokken werd. Tussen beide kernen in ligt de Brink. De oostelijke vestinggracht is ten dele aangelegd als handelshaven. Nieuwer is het havencomplex bij de industrieterreinen.

De verbinding der IJsseloevers geschiedt door een spooren een verkeersbrug. De oude stad heeft een goed geconserveerd middeleeuws stratenplan en is rijk aan fraaie en merkwaardige gebouwen (vooral laatgotiek en renaissance uit de 16e en begin der 17e eeuw). De Grote of Lebuïnuskerk is uit de 15e eeuw met 11e-eeuwse crypt; de 17e-eeuwse torenbekroning met Hemony-carillon is van Hendrik de Keyser. De Bergkerk met haar twee grotendeels tufstenen torens is in 1206 gewijd en in 1463 vergroot. De Broerenkerk is in 1335 gesticht door Eleonora van Gelre, die er ook begraven ligt. Op het Grote Kerkhof staat het fraaie 17e eeuwse stadhuis, daarnaast het Landshuis (1632), thans politiebureau, dichtbij de Brink het 16e eeuwse muntgebouw met traptoren.

Op de Brink prijkt de Waag (1528), een vrijstaand gebouw met zuilengalerij en bordes, thans museum. Aan de noordzijde van de Brink staan het Penninckshuis (1583), en het Brouwershuis (17e eeuw), thans kantongerecht. Het ‘Huis met de 3 haringen’ is een fraai specimen van een 16e-eeuws koopmanshuis (1575), thans bij het Waagmuseum getrokken. Deventer heeft tal van belangrijke industrieën: grafische en chemische industrie, kunstdarmenfabriek, carbonindustrie, houtwarenfabrieken, metaalindustrie (blikemballage, capsules, ijzergieterij, fittingen, stalen matrassen), kartonnagefabriek, moquetteen tapijtindustrie, elastiekfabriek, koekfabriek, vleeswarenindustrie, oliefabriek, plasticindustrie, chipsfabriek, condensmelkfabriek. Naast de industrie is de groothandel van betekenis en is de stad een belangrijk dienstencentrum (o.a. kunstijsbaan). Deventer bezit tal van onderwijsinstellingen: o.a. rijkshogere school voor tropische landbouw met Ned. richting (met museum).

GESCHIEDENIS. Deventer ontstond in de tweede helft van de 8e eeuw als een Frankische basis tegenover het land van de Saksen. Het diende tevens als christelijke missiepost voor Lebuïnus (†ca. 780) en zijn opvolger Ludger. Reeds ca. 850 was Deventer een handelsnederzetting. Deventer werd de tweede stad in het bisdom Utrecht en was van het eind van de 9e eeuw tot 918 wijkplaats voor de door Noormannen belaagde bisschoppen van Utrecht.

Reeds in 1016 had de stad een tol en een eigen munt; in 1046 werd Deventer centrum van het graafschap Salland toen de Duitse koning Hendrik III de koninklijke rechten aan de bisschop van Utrecht schonk. In 1123 kreeg Deventer van keizer Hendrik V stadsrecht, dat normatief werd voor alle steden in Overijssel. In de 13e eeuw kwam Deventer als volberechtigde Hanzestad (zie Hanze) tot volle bloei. In de 15e eeuw werden de Deventer jaarmarkten druk bezocht.

Op geestelijk gebied werd Deventer tijdens de late middeleeuwen één der centra van de moderne devotie. In 1528 kwam de stad aan keizer Karel V; in 1559 werd zij bisschopsstad. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Deventer in 1578 door Rennenberg veroverd voor de Staatsen, die het in 1587 door verraad weer verloren, maar het onder prins Maurits definitief heroverden (1591). Deventer behoorde tijdens de Republiek tot de drie grote steden die afgevaardigden naar de Statenvergadering van Overijssel zonden. Van 1672-74 was de stad bezet door de legers van de bisschop van Munster. In de jaren 1785-87 hadden de patriotten in Deventer de overhand.

In het midden van de 18e eeuw ontwikkelde zich in Deventer metaalindustrie. Na de ontmanteling van de vesting (1857) herkreeg Deventer een vrij belangrijke positie.

LITT. J. Acquoy, Deventer’s participatie in de West Indische Compagnie (1922); Z.W. Sneller, Deventer, die Stadt der Jahrmärkte (1936); G.J. Lugard, Deventer (1949); G. Lugard, De zingende stad, een historie van Deventer (1959); E.H. ter Kuile, De Ned. monumenten van gesch. en kunst IV, 2: Zuid-Salland (1964).

< >