m., oude verering in Zuidoost-Azië van de koning als god.
De devarajacultus heeft zich vanuit Voor-Indië naar de landen van Zuidoost-Azië verbreid in de eerste eeuwen n. C., en heeft vooral daar de vorm van de grote tempelcomplexen, zoals die van Angkor, bepaald. De tempel werd de plaats waar de koning als de hoogste godheid zetelde en ook na zijn dood werd vereerd. De tempel zelf werd met de centrale wereldberg geïdentificeerd; daarom werden de hiermee samenhangende kosmologische voorstellingen zowel in de structuur als in de iconografie tot in elk detail in de tempel verwerkt. Deze gedachte had tevens tot gevolg dat iedere nieuwe heerser een eigen tempel liet bouwen waarin hij na zijn dood als godheid kon blijven voortbestaan.