o., (ook: desoxycorton, doca), een van de bijnierschorshormonen.
Desoxycorticosteron behoort tot de zgn. mineralocorticosteroïden, en is een van de eerste synthetische, biologisch actieve -asteroïden met bijnierschorseffect. Toediening van desoxycorticosteron (acetaat) resulteert in retentie van zout (natrium, chloor) en water, maar stimuleert het uitscheiden van kalium door de nier. Door de diverse later ingevoerde synthetische steroïden met veel intensiever effect, is het vrijwel verdrongen. In de handel o.a. als doca en percorten M, meestal gebruikt om de ziekte van Addison te bestrijden. A-corticosteron. desoxyribonucleïnezuur (dna = desoxyribonucleic acid), chemische verbinding met een zeer hoog moleculair gewicht (tot meer dan 100 mln.).
Het dna bevindt zich voornamelijk in de celkern, maar ook in de mitochondriën. Het is de drager van de erfelijke eigenschappen. Het dna is onder normale omstandigheden in de kern aanwezig als lange draden, soms wel twee meter lang, maar bij de celdeling wordt het opgewonden tot staafjes, de chromosomen. cytoplasmatische overerving. Het dna is opgebouwd uit duizenden desoxyribonucleotiden. Nucleotiden zijn verbindingen opgebouwd uit een organische base, een suiker en een fosfaatgroep. In dna komen vier verschillende basen voor nl. adenine, guanine, thymine en cytosine, de suiker is desoxyribose.
De desoxynucleotiden zijn met elkaar verbonden doordat de fosfaatgroep van het ene nucleotide een verbinding maakt met een hydroxylgroep van de desoxyribose van het volgende nucleotide. De doorlopende keten wordt gevormd door de desoxyribosen en de fosfaten, terwijl de basen buiten de keten uit steken.
Het dna komt in de levende cel niet als een enkele streng voor, maar als twee parallelle strengen die als het ware elkaars spiegelbeeld zijn, omdat tegenover een adenine ( a) altijd een thymine (t) en tegenover een guanine (g) altijd een cytosine (c) ligt. Dit komt doordat deze baseparen gemakkelijk waterstofbruggen kunnen vormen. De rangorde van de nucleotiden in een DNA-keten kan worden aangeduid door de volgorde van de basen te vermelden, b.v. cgtta enz. Uit röntgenologische onderzoekingen is gebleken dat de twee strengen niet evenwijdig aan elkaar liggen, maar als twee spiralen om elkaar heen gewonden zijn.
De genetische informatie die het dna bevat, dient bij de celdeling te worden overgedragen op de twee dochtercellen. Dit gebeurt doordat het dna zich repliceert, d.w.z. uit één DNA-molecuul worden twee volkomen identieke dna-moleculen gemaakt.
desoxyribonucleïnezuur.
2. De dubbele spiraal van Watson-Crick van het DNAmolecuul
De base-volgorde in het dna bepaalt de erfelijke eigenschappen van een cel, een orgaan of een individu, doordat zij een code bevat voor de synthese van eiwitten. Hiertoe wordt een streng dna eerst ‘vertaald’ tot zgn. boodschapper-rna, dat opgebouwd is uit de basen adenine, uridine (u), guanine of cytosine en de suiker A-ribose, maar wat structuur betreft sterk lijkt op enkelstreng-DNA. De volgorde van de basen in het dna bepaalt de volgorde van de basen in het rna en deze bepaalt weer de volgorde van de aminozuren in het eiwit. Drie basen coderen voor één aminozuur (genetische code).
Het deel van het dna dat de code voor een peptide bevat wordt gen genoemd.