[Gr., tien steden], in de oudheid de naam van een gewest bij het Meer van Galilea, voornamelijk gelegen ten oosten van de Jordaan. Het gebied was sinds Alexander de Grote van Macedonië met Grieken, Syriërs en joden bevolkt en was onder de Seleukiden nagenoeg autonoom.
Koning Alexander Jannaeus van Judea voegde het bij het rijk der Makkabeeën. In 62 v.C. werd Dekapolis door de Romeinen daarvan weer afgescheiden als een bond van autonome steden. Dekapolis wordt in het NT genoemd (Matt.4,25; Mare.7,31).
Litt. E.Wechsler, Hellas im Evangelium (1936).