Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Curaçao, eiland

betekenis & definitie

grootste eiland van de Benedenwindse Eilanden van de Nederlandse Antillen, 60 km voor de kust van Venezuela, 472 km2 (grootste lengte 61 km, de breedte wisselt van 5-14 km); 152000 inw. Hoofdstad: Willemstad.

Curaçao was tot 1948 een verzamelnaam voor de Nederlandse Antillen in het geheel.

FYSISCHE GESTELDHEID

Reliëf en afwatering. Aan het begin van het Tertiair werd Curaçao gevormd uit magma. In het vroege Pleistoceen werd het eiland overdekt met een kap van rifkalk. Tijdens Pleistoceen en Holoceen werden jonge kalkriffen gevormd evenals het kalkeiland Klein Curaçao. De binnenbaaien ontstonden in het Pleistoceen, toen wijdvertakte dalstelsels werden uitgeslepen, die bij het rijzen van de zeespiegel na de ijstijden onderliepen. De noordkust is steil, rotsachtig.

De zuidkust is lager, heeft vele baaien; sommige met stranden. Het Schottegat, haven van Willemstad, de Caracas Baai en het Spaanse Water zijn de grootste baaien. Het noordwestelijk Curaçao. Typisch Curaçaos landschap deel van het eiland vormt een uitgesproken heuvelland, de Knipformatie, met de hoogste toppen, o.a. de Sint-Christoffel (375 m). Het middendeel wordt hoofdzakelijk ingenomen door de vlakte van Hato. Het zuidoosten is vlak; het hoogste punt is de Tafelberg van Santa-Barbara (197 m).

Lage neerslagwaarden en de grote verdamping zijn oorzaak van het feit, dat permanente rivieren ontbreken; bovendien is de bodem in vele streken poreus. Drinkwater verkrijgt Curaçao door de destillatie van zeewater.

Klimaat. Curaçao ligt in de tropische luchtstreek, in het gebied van de noordoostpassaat. Deze krachtige wind heeft een verkoelende werking.

Flora. De schaarse vegetatie bestaat in hoofdzaak uit struikbegroeiing en laag geboomte. Hieronder is de divi-diviboom met zijn van de windrichting af groeiende kruin karakteristiek.

Fauna. Ongecontroleerde jacht beperkt de vogelstand; een aantal vogelsoorten is beschermd. De leguaan is de bekendste van de hagedissesoorten.

DEMOGRAFIE

Bevolking. Op Curaçao woonden volgens de volkstelling van 1972: 128100 Antillianen en 18800 nietAntillianen. De grootste groep niet-Antillianen wordt gevormd door Europeanen, m.n. Nederlanders, werkzaam bij de grote bedrijven. Er zijn ook Amerikanen en vele andere buitenlanders.

Van oudsher bestond op Curaçao een blanke bovenlaag van Nederlanders en van joden (m.n. Portugese, sefardische joden). De joden werden een klasse van welvarende kooplieden en bankiers. Door de invoering van slaven is het negerelement in de bevolking altijd het grootst geweest. De samenleving is nog niet volkomen geïntegreerd. Wel is er sprake van een nationale bewustwording van het eiland.

Urbanisatie. Willemstad met het aansluitende gebied om het Schottegat heen is de grootste bevolkingsconcentratie. Op de rest van het eiland zijn verspreid voorkomende nogal armoedige huizen, verlaten plantages, landhuizen.

Godsdienst. 89 % is rooms-katholiek, 9 % belijdt andere godsdiensten (waarvan methodisten 2 % en anglicanen 1 %), 2 % is zonder kerkgenootschap. Communicatie. Curaçao heeft vier radiostations, merendeels commercieel en een televisiestation, eveneens commercieel.

ECONOMIE

Algemeen. De voornaamste pijlers van de Antilliaanse economie zijn de verwerking van geïmporteerde aardolie op Curaçao en Aruba en het toerisme. Door rationalisatie bij de aardolieindustrie ontstond werkloosheid. Door de stakingen van mei 1969 en de politieke crisis daarna verslechterde de economie van Curaçao. In 1974 produceerde de aardoliemaatschappij beneden haar capaciteit. De bezetting van hotels liep in 1975 sterk terug.

Het personeelsbestand van kleine industrieën minderde. Er was 20 % werkloosheid in 1975. De regering streeft verbeteringen na door bevordering van het toerisme, ontwikkeling van de industrie en de uitvoering van agrarische projecten.

Landbouw en veeteelt. Landbouw en veeteelt zijn van geringe betekenis. Voor lokaal verbruik wordt verbouwd: gerst, maïs, bonen, groente. De lahara (Curaçaose sinaasappel) levert de schil voor de Curaçaose likeur en is de enige vrucht, die van belang is voor de export. De veestapel omvat vooral geiten (35000) en varkens. De schade, die de loslopende geit (kabriet) aanricht aan de vegetatie is groter dan haar economisch nut. Politieke overwegingen staan een verbod, om deze extensieve veeteelt uit te oefenen, in de weg.

Visserij. Visserij is een marginale bedrijfstak. De helft van de totale consumptie op Curaçao wordt gedekt door vis uit de kustwateren. De visstand van de koraalriffen gaat achteruit.

Mijnbouw. Fosfaat, afkomstig van de Tafelberg, wordt geëxploiteerd; er komen belangrijke hoeveelheden kleischalie voor (voor keramische artikelen).

Industrie. Shell Curaçao exploiteert een aardolieraffinaderij met een capaciteit van 425000 vaten per dag. Een nieuwe kraakinstallatie zal in 1977 gereed zijn. De tweede belangrijke onderneming is de Curaçaosche Dokmaatschappij (1000 werknemers), die in 1972 een groot modern dok in gebruik nam.

Andere industrieën: bierbrouwerij, elektronische assemblagebedrijven, meelen veevoederfabrieken, verfen plasticindustrie.

Verkeer. Curaçao heeft goede wegen. In 1973 deden 7000 schepen de haven aan met een bruto tonnage van 55,8 mln. Er zijn drie havens: het Schottegat (aardoliehaven, marinehaven, opslagplaatsen, reparatie), de Caracas Baai (toeristenschepen en tankers), de Bullen Baai (Shell Curaçao, voor tankers tot 500000 t). Het aantal aangevoerde vliegtuigpassagiers bedroeg 283000 in 1973. Modern internationaal vliegveld is de Dr.Albert Plesman Luchthaven.

Toerisme. Voor het cruisetoerisme (168000 toeristen in 1974) is Curaçao populair; voor het verblijfstoerisme heeft Curaçao zijn plaats aan Aruba moeten afstaan.

STAATSINRICHTING

Bestuur. Het bestuur van de Ned. Antillen zetelt te Willemstad. De Nederlandse Antillen bepalen als autonoom deel van het Koninkrijk der Nederlanden zelf hun staatsinrichting en behartigen hun eigen aangelegenheden; buitenlandse betrekkingen en defensie zijn Koninkrijksaangelegenheden. De gouverneur vertegenwoordigt de koningin als hoofd van de landsregering en is tevens vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk.

Hij wordt door de Kroon benoemd. De regering wordt gevormd door de gouverneur en de Raad van Ministers. De Raad van Ministers kiest een voorzitter uit zijn midden: de minister-president. De volksvertegenwoordiging wordt gevormd door de Staten, bestaande uit 22 leden (12 van Curaçao, 8 van Aruba, 1 van Bonaire en 1 van de Bovenwindse Eilanden). De vier eilandgebieden zijn zelfstandig ten aanzien van hun eigen aangelegenheden. Het bestuur van elk eilandgebied bestaat uit de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber.

Instanties in Nederland, die betrokken zijn bij de Koninkrijksaangelegenheden zijn o.a. het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, en het Kabinet voor Nederlands Antilliaanse Zaken.

Rechtspraak. Voor de Nederlandse Antillen is er één Gerecht in eerste aanleg voor burgerlijke zaken en strafzaken, met zittingsplaatsen op de verschillende eilanden. Het Hof van Justitie neemt kennis in hoger beroep en van de vonnissen en beschikkingen door het Gerecht in eerste aanleg; het houdt zittingen op Curaçao en Aruba, eventueel ook de andere eilanden. De Hoge Raad der Nederlanden is ook voor de Nederlandse Antillen het hoogste rechtscollege. [drs.C.J.Wilten-de Muinck Keizer] Litt. Landendocumentatie Ned. Antillen, uitg. door Kon.

Inst. v.d. Tropen (1969); M.Kok, Econ. structuur van de Ned. Antillen (1974); Ned. Antillen, uitg. door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (1974).

GESCHIEDENIS

Curaçao werd in 1499 het eerst gezien door Alonso de Ojeda en door hem Reuzeneiland genoemd wegens de grote lengte van de Indiaanse bewoners. In 1527 werd het door de Spanjaarden bezet. De eerste bestuurder, Juan de Ampues, introduceerde Europese gewassen en vee. Verder bemoeiden de Spanjaarden zich nauwelijks met het eiland, zodat in 1634 Johan van Walbeeck het zonder moeite namens de Ned. Westindische Compagnie (WIC) in bezit kon nemen. Pogingen om plantages aan te leggen mislukten door het droge klimaat. Na de val van Ned.-Brazilië (1654) ontwikkelde Curaçao zich echter tot het centrale slavendepot van de WIC.

Tevens werd het doorvoerhaven in de door Spanje verboden handel in Europese goederen en produkten uit de Spaanse kolonnes aan de kust van ZuidAmerika. De geschiedenis van Curaçao werd gedurende de 17e en 18e eeuw gekenmerkt door onophoudelijke twisten tussen de employés van de WIC en de burgerij, veroorzaakt door het aarzelende beleid van het wic-bestuur te Amsterdam, dat nauwelijks geïnteresseerd was in deze onrendabele kolonie. Na het aflopen van het octrooi van de WIC (1791) kwam Curaçao direct onder het gezag van de Staten-Generaal.

De Franse Revolutie bracht grote beroering. De afschaffing van de slavernij in 1794 in Saint-Domingue veroorzaakte een jaar later een grote slavenopstand. De onrust werd mede bevorderd door de tegenstelling tussen republikeinen en Oranjegezinden. Van 1800-03 en van 1807-16 werd Curaçao door de Engelsen bezet. In 1816 werd bij het Verdrag van Londen het Ned. gezag op Curaçao erkend. Ondanks tijdelijke oplevingen door de revoluties in de Spaanse kolonies op het vasteland en de Amerikaanse Burgeroorlog (wapenen voedseldepots) bleef het eiland in de 19e eeuw noodlijdend.

Pas door olievondsten in Venezuela, op plaatsen waar geen schepen konden komen, kwam de opbloei. De olie werd (sinds 1918) in schepen naar Curaçao vervoerd en daar geraffineerd.

Curaçao, dat voorheen een overwegend commerciële, patriarchaal-koloniale maatschappij kende, evolueerde in een meer industriële, autonome richting. Aan het begin van de 20e eeuw bestond de bevolking uit een aantal tamelijk gesloten groepen:

1. de sefardische joden, een gesloten groep van voornamelijk groothandelaren en bankiers;
2. de hogere protestanten: bestuursambtenaren, legerofficieren en ‘plantagehouders’;
3. de lagere protestanten: kleinere handelaren en handwerkslieden;
4. de groep niet-blanken (voor het merendeel bestaande uit rooms-katholieken), die vóór de afschaffing van de slavernij (1863) verdeeld was in vrijen en slaven. Door het ontbreken van echte plantages was het aantal slaven (meest huisslaven) altijd gering geweest. Na de vestiging van de olie-industrie stroomden duizenden mensen van allerlei herkomst naar het eiland, waardoor het vroegere bevolkingspatroon geheel doorbroken werd.

Na de Tweede Wereldoorlog werd een aantal veranderingen doorgevoerd. In 1949 werd algemeen kiesrecht ingesteld, in 1951 kwam de eerste verantwoordelijke landsregering tot stand, gebaseerd op de nieuwe Eilandenregeling, in 1954 het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. De automatisering in de olie-industrie in de loop van de jaren zestig veroorzaakte een omvangrijke structurele werkloosheid. De opkomende vakbeweging stond tegenover een nog patriarchale regering in een samenleving waarin de economische macht berustte bij buitenlanders en afstammelingen van de vroegere blanke bovenlaag. De onlustgevoelens kwamen tot uiting in een opstand op 30.5.1969, die slechts bedwongen kon worden met hulp van Ned. mariniers. Ondanks beloften van de nieuwe regering, van de in 1969 opgerichte Frente Obrero (linkse arbeiderspartij) en pogingen nieuwe industrieën aan te trekken via gunstige belastingvoorwaarden, is de sociaal-economische situatie nauwelijks veranderd, terwijl de inflatie groeit.

De idee van onafhankelijkheid vindt, behalve bij enkele radicale jongeren, (nog) nauwelijks bijval. Suggesties dienomtrent van Ned. zijde worden met wantrouwen bekeken. Met name de negers en kleurlingen zijn bevreesd voor een, al dan niet gedwongen, samengaan met Venezuela, waar zij een niet-geapprecieerde etnische minderheid zouden worden.

Litt. J.H.J.Hamelberg, De Nederlanders op de West-Indische eilanden 1621-1798 (3 dln. tekst, 3dln. doc.; 1901—09); M.D.Ozinga, De monumenten van Curaçao in woord en beeld (1959); J.Hartog, Gesch. van de Ned. Antillen in, Curaçao (2 dln. 1961); H.Hoetink, Het patroon van de oude Curaçaosche samenleving. Een sociale studie (2e dr. 1966); F.P.Karner, The sephardics of Curaçao. A study of socio-cult. patterns in flux (1969); I.S. en S.Emmanuel, Hist. of the Jews of the Neth. Antilles (2 dln. 1970); De meidagen van Curaçao. Rapport van de Commissie van Onderzoek naar de achtergronden enz. (1970); A.F.Marks, The creole family System at Willemstad, Curaçao (2e dr. 1976).

< >