o. (-draten), oplossing van zodanige concentratie dat bij afkoeling het oplosmiddel zowel als de opgeloste stof zich tegelijkertijd in vaste vorm af zetten.
Het ontstaan van een cryohydraat kan men als volgt begrijpen. Men denke zich een zeer verdunde oplossing, b.v. van keukenzout in water. Koelt men deze oplossing af, dan zal bij een bepaalde temperatuur, die even beneden het vriespunt van zuiver water ligt, de oplossing bevriezen. Hierbij bevriest echter alleen het water, het afgezette ijs bevat geen keukenzout. Gaat men daarentegen uit van een zeer geconcentreerde oplossing (b.v. een verzadigde oplossing), dan zet zich bij afkoeling eerst het zout af, omdat (meestal) de oplosbaarheid van de opgeloste stof bij afnemende temperatuur ook afneemt. Er zal nu een bepaalde tussenliggende concentratie bestaan waarbij de oplossing bij een bepaalde temperatuur tegelijkertijd zowel het oplosmiddel in de vaste toestand als de opgeloste stof zich afzetten. Bij deze temperatuur heeft men dan met elkaar in evenwicht het vaste oplosmiddel (in dit voorbeeld ijs), de opgeloste stof (in dit voorbeeld keukenzout) en de verzadigde oplossing.
Het gegeven voorbeeld van een keukenzoutoplossing in water is een cryohydraat als deze oplossing per 100 g water 22 g keukenzout bevat. Bij een temperatuur van -21 °C kan er dan een evenwicht bestaan tussen ijs, keukenzout en een verzadigde oplossing.
