Jacques, Frans toneelspeler, regisseur, directeur, schrijver en criticus, *4.2.1879 Parijs, ♱20.10.1949 Pernand-Vergellesses (bij Beaune). Aanvankelijk was hij verbonden aan de Revue Blanche en directeur van de Nouvelle Revue Française.
In 1913 richtte hij het Théatre du Vieux Colombier te Parijs op, waar hij streefde naar een symbolische toneelkunst die weinig decor en veel expressievermogen van de acteur (die bij hem steeds in het middelpunt stond) vereiste. Hij was een van de invloedrijkste Franse toneelleiders van de 20e eeuw. Hij was een tegenstander van realistische nabootsing: hij duldde op het lege toneel slechts trappen, stellages en gordijnen. De volgende generatie regisseurs is door hem gevormd: Dullin, Jouvet, Pitoëff, Barrault, Vilar. Werken: Études d’art dramatique (1923), Souvenirs du Vieux Colombier (1931), Notes sur le métier de comédien (1955).
Litt. G.Lerminier, J.Copeau (1953); I.Anders, J.
Copeau et le cartel des quatres (1959); C.Borgal, J. Copeau (1960).