pseud. van: Teodor Jozef Konrad Nalecz Korzeniowski, Engels schrijver, *3.12.1857 Berditsjev (Oekraïne), ♱3.8.1924 Bishopsbourne; van Poolse afkomst. Hij groeide op in Krakow, ging naar Marseille, waar hij matroos werd in Franse dienst, en klom bij de Engelse koopvaardij op tot kapitein.
In 1884 werd hij in Engeland genaturaliseerd en zei het zeemansleven vaarwel. Inmiddels was hij aan het schrijven geslagen, o.a. gestimuleerd door Galsworthy die hij op een van zijn reizen ontmoette. Hij had onmiddellijk groot succes. Conrad schreef in een zeer verzorgde, lichte, kleurrijke en suggestieve stijl. Hoewel zijn Engels niet vlekkeloos was, beheerste hij de taal beter dan menig Engelsman met een goede opleiding. Hij liet in zijn boeken doorgaans een verteller, Marlow, optreden waardoor hij tevens als commentator op zijn eigen werk kon fungeren.
Werken: Almayer’s folly (1895), An outcast of the islands (1896), The nigger of the Narcissus (1898), Lord Jim (1900), Heart of darkness (1902), Typhoon (kort verhaal, 1903), Nostromo (1904), The secret agent (1907), Under western eyes (1911), Chance (1913), Victory (1914), The shadow line (1917). Uitgave: The works of J. Conrad (20 dln. herdr. 1946).
Litt. G.J.Aubry, Life and letters (1927); J.Baines, J.Conrad: a critical biography (1960); M.Mudrick (red.), Conrad, a collection of critical essays (1966); N.Sherry, Conrad’s western world (1971).