Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Confucius

betekenis & definitie

Latijnse benaming van K’oeng Foe-tse (Meester K’oeng), eigenlijke naam K’oeng Tsj’ioe, Chinees filosoof, *551 v.C., ♱479 v.C. Confucius was de eerste historisch bekende filosoof van China, wiens levensverhaal later in vele legenden is verweven.

Volgens dit verhaal zou hij stammen uit een oude maar verarmde adellijke familie in de staat Loe (tegenwoordige Sjan-toeng). Zijn vader stierf toen Confucius nog heel jong was. Zijn opvoeding werd geleid door een invloedrijke patroon aan het hof van Loe, waar hij later zelf posten als ceremoniemeester, magistraat en zelfs minister en. ambassadeur bekleedde. Aan deze carrière kwam onverwacht een eind en gedurende tien jaar zwierf hij, vergezeld van een schare volgelingen van hof tot hof om zijn diensten aan te bieden en te proberen gehoor te vinden voor zijn hervormingsplannen. Teleurgesteld keerde hij in 483 naar Loe terug en stichtte daar een school waar hij zijn leringen overdroeg aan een schare toegewijde discipelen. Deze school zou later uitgroeien tot de confuciaanse school (confucianisme) die tenslotte een beslissende rol zou spelen in het wijsgerig en culturele leven van de Chinezen tot het begin van de 20e eeuw.De grote betekenis van Confucius lag vooral in zijn duidelijke omschrijving van een mens-ideaal waarop het hele maatschappelijke handelen, de opvoeding en zelfopvoeding van de cultureel bewuste Chinese mens gestoeld was.

In Confucius’ tijd raakte de Chinese adel in verval en daarmee het hele tribale machtssysteem van de Tsjoe-dynastie. Confucius, die zelf kon bogen op een adellijke afstamming, maar de daarbij horende sociale status miste, gaf aan de term tsjuun-tse (edelman) een andere betekenis, nl. die van edele of nobele mens, die door onderwijs en zelfopvoeding een innerlijke adel heeft ontwikkeld en zo de deugdzaamheid naar buiten kan uitstralen en de maatschappelijke verhoudingen kan reguleren en harmoniseren. Het cultiveren van innerlijke deugd en het benadrukken van eruditie en verfijning, zouden uitgroeien tot een traditie van de Chinese sociale elite van geleerden en ambtenaren (mandarijnen), als geestelijke erfenis van Meester K’oeng, die zelf door latere generaties als de volkomene, ‘heilige’ mens zou worden vereerd. Een bron voor de leringen van Meester K’oeng vormt de Loen ju, een verzameling van aforistische uitspraken, die kort na zijn dood door zijn leerlingen werden vastgelegd.

In de Chinese Volksrepubliek werd Confucius tijdens een hekelcampagne van 1973-74 afgeschilderd als een wereldvreemd reactionair, die verantwoordelijk was voor het latere conservatisme van de (confuciaanse) heersende klasse. Deze kritiek is van belang omdat ze de serieuze poging van het Chinese marxisme onderstreept om met de werkelijkheid van de eigen Chinese wereld, inclusief haar verleden, klaar te komen.

Litt. A.Waley, The analects of Confucius (1938);H.G.Creel, Confucius and the Chinese way (1961); B.Staiger, Das Konfuziusbild im kommunistischen China (1969).

< >