v./m. (-len), tabel met behulp waarvan getallen uit een cijfercode in letterverbindingen worden omgezet, condensatie van Bose-Einstein, natuurkundig verschijnsel; in een systeem van identieke bosonen het innemen door alle deeltjes van hun laagste energieniveau. Elk deeltje van het systeem kan volgens de quantummechanica slechts zeer bepaalde energieën aannemen.
Wanneer de temperatuur beneden de kritische waarde daalt (die nog afhangt van het soort boson waaruit het systeem bestaat), gaat een bepaald, van nul verschillend, percentage van alle bosonen in deze laagst mogelijke energietoestand zitten. Dit percentage wordt groter naarmate de temperatuur lager wordt. Bij 0 K zitten alle deeltjes in de laagste energietoestand. Dit verschijnsel noemt men condensatie. De benaming ‘condensatie’ is hier in een andere dan de gebruikelijke betekenis toegepast: nl. het gaan zitten in de laagste energietoestand. Dit hoeft niet in te houden, dat een gas tot een vloeistof condenseert.
Er is echter wel nauwe overeenkomst met de bekende condensatieverschijnselen: plaatst men het bosonengas in een zwaartekrachtveld, dan leert de theorie ons dat er beneden de kritische temperatuur een ontmenging plaatsvindt van deeltjes in de laagste energietoestand en de overige deeltjes. Het enige Bose-systeem, dat men bij zeer lage temperatuur kent, is He4, waarvoor men de kritische temperatuur berekent op 3,14 K. Men vermoedt dat men hier bij proeven een manifestatie van condensatie heeft gezien. Hier moeten de theoretische berekeningen echter verfijnd worden door de wisselwerking tussen de moleculen in rekening te brengen (wat men in de vereenvoudigde theorie achterwege had gelaten). Condensatie kan alleen optreden bij bosonen, omdat bij fermionen het Pauli-principe verbiedt, dat er meer dan één fermion in één en dezelfde quantummechanische toestand zit.