o., beding tussen werkgever en werknemer, waarbij de werknemer beperkt wordt in zijn bevoegdheid om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn.
Het concurrentiebeding, geregeld in art. 1737 Ned. BW, kan slechts schriftelijk worden aangegaan met een meerderjarige werknemer. Het vervalt wanneer de werkgever wegens de manier waarop de dienstbetrekking is beëindigd schadeplichtig is (b.v. na een onrechtmatig ontslag). De rechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk teniet doen wanneer hij meent dat de werknemer door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Indien door de werkgever aan de werknemer een schadevergoeding is bedongen voor het geval de werknemer in strijd met het concurrentiebeding handelt, kan de rechter het bedrag ‘matigen’ (d.w.z. op een lager bedrag vaststellen) indien het hem bovenmatig voorkomt. De rechter kan voorts bepalen dat de werkgever tijdens de duur van het concurrentiebeding aan de niet meer voor hem werkende werknemer een naar billijkheid vast te stellen vergoeding betaalt wanneer de werknemer door de werking van het concurrentiebeding in belangrijke mate wordt belemmerd in het vinden van een nieuwe werkkring.
Deze mogelijkheid vervalt indien de werknemer schadeplichtig is wegens de manier waarop de dienstbetrekking is beëindigd.
Voor België: mededinging.