in de oudheid een landstreek gelegen tussen Mesopotamië, Syrië, Cilicië en Kappadocië. De belangrijkste stad was Samosata (nu Samsat).
Het was beroemd om zijn wouden en houtexport. Commagene had een gemengd Kleinaziatisch-Semitische bevolking en maakte deel uit van de rijken van de Assyriërs, Babyloniërs, Perzen en Macedoniërs (Seleukiden), totdat het in 162 v.C. door een opstand een zelfstandig koninkrijkje werd. In 64 v. C. werd het een Romeinse vazalstaat. Keizer Vespasianus maakte het in 72 n.C. tot een deel van de prov. Syrië. Vanaf het eind van de 2e eeuw en in de 3e eeuw was het een centrum van christelijke en gnostische Syrische letterkunde.