[Lat., johanneïsche zinsnede], in het NT een invoeging in de tekst van 1 Joh.5,7-8: en wel de woorden, die in het volgende tussen parenthesen staan: ‘Want drie zijn er, die getuigen (in den hemel: de Vader, het Woord, en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde), de Geest en het water en het bloed, en die drie zijn tot één’.
De invoeging ontbreekt in de oude handschriften, vertalingen en bij de kerkvaders. Erasmus liet haar weg in zijn eerste twee uitgaven, maar beloofde haar te zullen opnemen als zij in één Grieks handschrift voorkwam. In Engeland vond men een zeer jong Grieks handschrift, de Codex Montfortianus, waarin de woorden gevonden werden, blijkbaar door vertaling uit het Latijn erin gekomen. Daarom kwamen ze in Erasmus’ uitgaven van 1522 en 152
7. In Luthers vertaling kwamen zij pas na zijn dood voor, maar burgerden al meer en meer in, totdat in de 19e eeuw de onechtheid werd vastgesteld.
LITT. E.Riggenbach, Das Comma Johanneum (1928).