[Lat. coelum, hemel, stare, staan], m. (-staten), (ook: heliostaat), kijkerinrichting bestaande uit een of meer spiegels, die de lichtstralen van een hemellichaam terugkaatst in een vaste richting, terwijl het hemellichaam zich met de schijnbare draaiing van het hemelgewelf mee verplaatst.
(e) De coelostaat heeft boven soortgelijke instrumenten, zoals de siderostaat het voordeel, dat hij niet alleen een lichtpunt maar ook de gehele omgeving onbeweeglijk maakt en dus de hemel schijnbaar tot stilstand brengt. Bij de coelostaat draait de spiegel om een as in zijn eigen vlak, welke as in de richting van de aardas is opgesteld. Draait de spiegel met behulp van een drijfwerk eenmaal rond in 48 uur, dan wordt het licht van het hemellichaam in een onveranderlijke richting teruggekaatst. Daar de spiegel normaal steeds in het vlak van de hemelequator ligt, zal een ster van declinatie +8 na terugkaatsing gezien worden alsof ze zich op een parallel -8 bevond. Men kan bij de aanvang van een waarneming de coelostaatspiegel in een willekeurige stand om zijn as vastzetten. Meestal zorgt men dat de teruggekaatste straal horizontaal loopt, of men werpt het licht in het meridiaanvlak, en daarna met een hulpspiegel verticaal naar beneden.
Coelostaten worden vooral gebruikt voor de waarneming van de zon (vandaar: heliostaat). De spiegel is aan de voorzijde verzilverd of van een aluminiumlaag voorzien. Om te vermijden dat zijn oppervlak door de bestraling kromt, kiest men vaak pyrexglas of kwarts.