m. (-en),
1. gezamenlijke oorlog van verschillende staten tegen een gemeenschappelijke vijand;
2. (geschiedenis) elk van de zes oorlogen die tussen 1792—1815 door verschillende combinaties van landen tegen Frankrijk werden gevoerd.
(e) Eerste Coalitieoorlog (1792-97). Oostenrijk en Pruisen,in 1793 ook Engeland en de Ned. Republiek e. a. staten stelden zich te weer tegen de expansiedrift en het gewelddadig uitdragen van de revolutionaire boodschap door het nieuwe Frankrijk. Het waren vooral de toen toonaangevende girondijnen die, door oorlog tegen de vorsten te prediken en door te eisen dat de keurvorst van Trier de gewapende emigrés uit zou wijzen, de oorlog ontketenden. De Pruisen werden bij Valmy tot staan gebracht en na de Slag bij Jemappes (nov. 1792) konden de Fransen de Zuidelijke Nederlanden bezetten, waarop Engeland en de Republiek, spoedig ook Spanje, Sardinië en Napels zich bij de coalitie voegden. Frankrijk werd nu in het zuiden door Spanje aangevallen en had met opstand in de Vendée te kampen.
Na het verraad van Dumouriez, die na de nederlaag bij Neerwinden (1793) naar de vijand overliep, moest Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden en Rijnland ontruimen. Door binnenlandse terreur en het oproepen van een volksleger (levée en masse) wisten de nu aan de macht gekomen jacobijnen de aanvalskracht te herstellen, zodat eerst de Zuidelijke Nederlanden en vervolgens de Republiek werden bezet (1794-95), de Italiaanse staten werden uitgeschakeld, en Pruisen en Spanje tot de Vrede van →Bazel gebracht werden. Oostenrijk werd, vooral door generaal Bonapartes inval in Noord-Italië, gedwongen tot de Vrede van →Campoformio (1797). Tweede Coalitieoorlog (1798-1802). Engeland, dat in oorlog met Frankrijk gebleven was, kreeg spoedig steun van Oostenrijk (vooral verontrust door Frankrijks Italiaanse politiek), en van Napels, Rusland en Turkije, die door Napoleons tocht naar Egypte hun belangen bedreigd zagen. De Franse vloot was reeds door Nelson op de rede van Aboekir vernietigd (1798), maar een Engels-Russische inval in Noord-Holland (1799) mislukte. Door onenigheid tussen de Oostenrijkers en Russen onder →Soevarov kon ook het aanvankelijke succes in Noord-Italië niet worden uitgebuit.
Napoleon, die sedert de staatsgreep van nov. 1799 ‘consul’ was, begon in 1800 een krachtige campagne. Deze eindigde na Moreau’s overwinning in Zuid-Duitsland, na Napoleons tocht over de Alpen en overwinning bij Marengo, en na Brunes doorstoot over de Adige, met de Frans-Oostenrijkse Vrede van →Lunéville (1801). Daarop tekenden ook Napels, Rusland en Turkije de vrede, in 1802 te →Amiens gevolgd door Engeland.
Derde Coalitieoorlog (1805). De vrede werd in 1803 verbroken door Frans-Engelse rivaliteit in West-Indië en in de Middellandse Zee, waar Engeland Malta bezet hield. In 1805 kreeg Engeland steun van Rusland en Zweden en ook van Oostenrijk, dat zich opnieuw door de inmiddels keizer van Frankrijk en koning van Italië geworden Napoleon bedreigd voelde. Spanje, dat sinds 1795 geheel onder Franse invloed stond, streed aan Franse zijde. De FransSpaanse vloot werd in 1805 door Nelson bij Trafalgar verslagen, waarop Napoleon het plan tot een invasie in Engeland (waartoe te Boulogne een leger verzameld was) moest opgeven. Maar tegen de Oostenrijkers en Russen werd met succes opgetreden: de eersten werden bij Ulm en vervolgens samen met de Russen bij Austerlitz (dec. 1805, Drie-keizersslag) verslagen, waarop Oostenrijk bij de Vrede van →Pressburg in belangrijke gebiedsafstand moest berusten.
Vierde Coalitieoorlog (1806—07). Frankrijk zette de strijd tegen Engeland met economische middelen voort ( →Continentaal Stelsel) en was ook in oorlog met Rusland gebleven. In 1806 werd een nieuwe coalitie gevormd met Pruisen en enige Noordduitse vorsten. De Pruisen werden echter bij Jena en Auerstädt verpletterd. Na de zwaar bevochten Franse overwinningen in Oost-Pruisen bij Eylau en Friedland (1807) en de daaropvolgende Frans-Russische verzoening, moest Pruisen bij de Vrede van →Tilsit (1807) het gehele gebied ten westen van de Elbe prijsgeven.
Vijfde Coalitieoorlog (1809). Nadat Portugal en Spanje voornamelijk ter wille van het Continentaal Stelsel door Frankrijk waren bezet, brak in 1808 in Spanje een opstand uit, die door Engeland met het zenden van een expeditieleger onder Wellesley (Wellington) werd gesteund. Dit had weliswaar invloed op de herleving van de nationale gevoelens in Duitsland, maar toen Oostenrijk in 1809 de onderdrukte volkeren opriep tot de strijd, werd daaraan nauwelijks gehoor gegeven (behalve door het opstandige Tirol) en moest Oostenrijk na de nederlaag bij Wagram de Vrede van →Schönbrunn sluiten. Zesde Coalitieoorlog (1812-14). Daar Rusland in 1810 al geweigerd had zich in het Continentaal Stelsel te laten betrekken en Napoleon samengaan van Rusland met Oostenrijk en Pruisen vreesde, ondernam de Franse keizer in 1812 met de zgn. grande armée de →Tocht naar Rusland. Na de terugtocht van het Napoleontische leger sloten eerst Pruisen (dat bij Lützen en Bautzen nog door een haastig verzameld nieuw leger bedwongen kon worden), na een korte wapenstilstand (juli-aug. 1813) ook Oostenrijk en spoedig nog meer Duitse vorsten, zich bij Rusland, Engeland en het al eerder toegetreden Zweden aan. Terwijl Wellington vanuit Spanje Frankrijk binnenrukte, werd Napoleon in de Volkerenslag bij Leipzig (16-19.10.1813) verslagen.
Na de laatste tegenstand op Franse bodem, konden de verbondenen in mrt. 1814 Parijs binnentrekken, waarop Napoleon afstand deed en de eerste Vrede van →Parijs werd getekend. Toen Napoleon uit zijn verbanning op Elba terugkeerde en opnieuw kortstondig over Frankrijk heerste (de Honderd dagen, mrt.—juni 1815), behaalde deze (soms ook als zevende aangeduide) coalitie bij Waterloo definitief de zege, waarop de laatste coalitieoorlog met de voor Frankrijk minder gunstige Tweede Vrede van →Parijs werd besloten. LITT. G.Lefebvre, La révolution française (3e dr. 1963); J.Godechot, Les révolutions 1770—99 (1963); D.G.Chandler, The campaigns of Napoleon (1967).