Georges Benjamin, Frans politicus, *28.9.1841 Mouilleron-en-Pareds (Vendée), †24.11.1929 Parijs. Clémenceau studeerde medicijnen en werd arts, doch begaf zich in de politiek.
In 1871 werd hij in de kamer gekozen. Als burgemeester van het arr. Montmartre, waar in mrt. 1871 de Commune-opstand begon, probeerde hij te bemiddelen tussen de →Commune van Parijs en de regering-Thiers. Hij werd spoedig leider van de radicalen, die door felle aanvallen op o.a. de kabinetten van Gambetta en Brisson en door zijn vurige bestrijding van het boulangisme (→Boulanger) zich de bijnaam ‘Le Tigre’ verwierf. Door zijn aandeel in het ten val brengen van verschillende kabinetten droeg hij bij tot de instabiliteit van de Derde Republiek. Van 1893—1902 was Clémenceau werkzaam in de journalistiek; hij stichtte het dagblad L’Aurore en bepleitte revisie van de Dreyfusaffaire.
In 1906 werd hij minister van Binnenlandse Zaken, een post die hij ook bleef bezetten in het door hemzelf gevormde kabinet (1906—09). Zijn tweede kabinet vormde Clémenceau in nov. 1917 op een voor Frankrijk kritiek ogenblik in de Eerste Wereldoorlog. Hij bestreed met succes het défaitisme, zodat hij als ‘de vader van de overwinning’ werd beschouwd. Hij leidde de Franse delegatie tijdens de vredesonderhandelingen te Versailles en lette daarbij sterk op het nationale belang, door uitbreiding van de Franse grenzen tot aan de Rijn en verbrokkeling van Duitsland te eisen. Toch toonde hij ook begrip voor het Anglo-Amerikaanse standpunt, dat de vrede méér diende te zijn dan de vervulling van de nationalistische verlangens van de overwinnaars. Maarschalk →Foch en →Poincaré zagen dat echter als zwakheid.
Zijn intimidatiepolitiek ten opzichte van Duitsland vervreemdde hem van links, terwijl de rechtse partijen hem economisch onbegrip verweten. Bij de presidentsverkiezingen van 1920 werd hij verslagen door Deschanel, waarna Clémenceau als premier aftrad. Werken: La France devant l’Allemagne (1916), Démosthène (1926), Grandeurs et misères d’une victoire (1929).LITT. G.Wormser, La république de Clémenceau (1961); S.Davids, Clémenceau (1964).