Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

cider

betekenis & definitie

m., vruchtenwijn, vnl. bereid uit appelsap.

(e) Cider wordt vooral bereid in Normandië, Bretagne en Zuidwest-Engeland. Speciale typen appelen met hoog suikergehalte en tanninegehalte worden voor de ciderbereiding in deze streken gekweekt. De appelen worden machinaal tot pulp geslagen, waarna deze pulp wordt uitgeperst. De verkregen most wordt vergist in grote kuipen. Al naar gelang deze gisting volledig is of vroegtijdig wordt afgebroken, verkrijgt men ‘droge’ of ‘zoete’ cider. De eerste bevat 5-6 % alcohol, de laatste een lager percentage. Door nagisting in de fles wordt cider mousserend.

< >