Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Cid

betekenis & definitie

[→Arab. sejjid, heer], Moorse bijnaam van de nationale held van de Spanjaarden, Rodrigo (Ruy) Diaz de Vivar, *1043 Vivar (bij Burgos), †10.7.1099 Valencia. Aanvankelijk begunstigd door koning →Alfons VI van Castilië, werd hij in 1081 verbannen.

De Cid behaalde met enkele volgelingen als vazal van de Moorse koning van Zaragoza vele overwinningen. Nadat de Cid, begenadigd, was teruggekeerd naar het hof, viel hij opnieuw in ongenade en werd hij weer verbannen. Voor de Cid begon een periode van vele krijgsverrichtingen in het Moorse gebied van Spanje; in 1094 veroverde hij Valencia met omgeving. Ondanks verwoede tegenaanvallen van de Moren wist de Cid de stad tot zijn dood te behouden.Aan de Cid werd ca.1140 door een onbekend auteur, waarschijnlijk een troubadour uit de streek van Medinaceli (Midden-Spanje), een epos gewijd, dat later Cantar de Mio Cid (ook: Poema de Mio Cid) is genoemd. De tekst is overgeleverd in een handschrift van een 14e-eeuwse kopiïst, zich noemend Per Abad, die in 1307 het werk van een oudere tekst heeft overgeschreven. Het epos telt 3730 assonerende versregels van (meestal) 16 lettergrepen. Het bestaat uit drie delen. Het eerste cantar verhaalt hoe de Cid na het verbanningsbesluit afscheid neemt van zijn vrouw en twee dochters, die in het klooster San Pedro de Cardeña nabij Burgos achterblijven. De Cid trekt met enkele aanhangers het woestijnachtige Morenland (destijds Middenen Zuid-Spanje) in en verovert daar verschillende vestingen.

Het tweede cantar vertelt over het huwelijk van zijn dochters met hoge edellieden. De Cid heeft dan Valencia reeds op de Moren veroverd. In het derde cantar blijkt dat de echtgenoten van de dochters de strijd tegen de Moren schuwen en terug willen naar hun geboortestreek Carrión (Noord-Spanje). Op de thuisreis binden zij hun vrouwen aan een boom vast en mishandelen ze. De Cid eist hierop van de koning eerherstel. Dit krijgt hij en zijn dochters worden uitgehuwelijkt aan de prinsen van Aragón en Navarra.

Cantar de Mio Cid is levendig van stijl en bevat minutieuze beschrijvingen van de veldslagen, waarbij de Cid wordt afgeschilderd als nobel ridder, als trouw volgeling van een ondankbare koning en als verdediger van het christelijk geloof tegen de heidenen. Deze voorstelling is in tegenspraak met de historische Cid, die eerder als een gewetenloze roofridder kan worden gekenschetst.

Het boek genoot in zijn tijd een grote populariteit. In de 14e eeuw werd het in de Crónica de Veinte Reyes opgenomen en in proza bewerkt, echter op basis van een ander handschrift dan dat waarover Per Abad beschikte. In de 15e eeuw raakte het boek in vergetelheid. De figuur van de Cid bleef evenwel voortleven in een ander heldendicht dat in de 14e eeuw op basis van mondelinge overlevering werd samengesteld, het Poema de las mocedades de Rodrigo, waarin de jeugdjaren van de Cid worden bezongen. Op deze tekst gaan de vele romances over zijn leven terug. Ook de toneelschrijvers uit de 17e eeuw, o.a.

Guillén de →Castro y Bellvis en Corneille, putten hun thema’s uit dit wat de vorm betreft enigszins decadente heldendicht. Het oorspronkelijke Cantar de Mio Cid was geheel vergeten, in de 16e eeuw en later werd er niet meer aan gerefereerd. In 1799 werd het manuscript van Per Abad teruggevonden door Tomas Antonio Sánchez, directeur van de Biblioteca Nacional. Uitgave: R.Menéndez Pidal, Cantar de Mio Cid (3 dln. 1956; Ned. vert. door A.Nypels, 1964). LITT. R.Menéndez Pidal, La Espana del Cid (2 dln. 1947); G.Markley, The epic of the Cid (1961); S. Clissold, In search of the Cid (1965); C.Bandera Gómez, El ‘Poema de Mio Cid’, poesía, historia, mito (1969).

< >