I. bn.,
1. van China, in China thuishorend, uit China afkomstig: — porselein; Chinese thee; papier, dun, soepel, weinig gelijmd papier, o.a. gebruikt voor houten staalgravures; Chinese schimmen, de schaduw van uitgeknipte figuren op verlicht doek of op een witte wand; — vuurwerk, steeds veranderende kleurenbeelden, voortgebracht door twee in tegengestelde richting draaiende gekleurde glazen schijven die door een licht beschenen worden; de Chinese Muur, bouwwerk langs de grenzen van het oude China ter wering van invallen; (fig.) een Chinese muur, een onoverkomelijk beletsel of ondoordringbare afscheiding; (gew.) Chinese inkt, Oostindische inkt;
2. zoals in China gebruikelijk; overdreven hoffelijk;
3. behorend tot de taal van de Chinezen: een — dialect; — schrift;
II. zn. o.,
1. de Chinese taal; (fig.) onverstaanbare taal: dat is — voor me, daar begrijp ik niets van;
2. Chinees porselein.