[Eng.], o., een economisch-sociale beweging in Engeland tussen 1837-48.
De voornamelijk politieke eisen van het chartisme werden geformuleerd in de zes punten van het People’s Charter:
1. algemeen stemrecht voor mannen;
2. geheime stemming;
3. betaling van de parlementsleden;
4. afschaffing van bezit als voorwaarde voor parlementslidmaatschap;
5. jaarlijks aftreden van de Lagerhuisleden;
6. verdeling van Groot-Brittannië in gelijke kiesdistricten.
De leiders O’Connor en O’Brien stelden petities samen die alle door het Lagerhuis verworpen werden. Na 1848 verliep de beweging snel. Pas later werden de meeste chartistische idealen werkelijkheid.
LITT. R.G.Gammage, The hist. of the chartist movement (1854); G.D.H.Cole, Chartist portraits (1941); G.D.H.Cole, Short hist. of the Brit. working class movement, select documents 1789-1875 (1951); A.Briggs (red.), Chartist studies (1959); F. C.Mather, Public order in the age of the chartists (1960); D.Read enE.Glasgow, F.O’Connor (1961); J.Cannon, The chartists in Bristol (1964); M.Hovell, The chartist movement (3e dr. 1966); J.T. Ward, Chartism (1973); D.J.VJones, Chartism (1975)..