certificaat (certifikaat) - [Fr. Lat. certus, zeker, facere, maken], o. (-caten, -katen), stuk dat zekerheid over iets verschaft; getuigschrift, schriftelijke verklaring, bewijs, attest: een — van echtheid; (als waardepapier) bewijsstuk van deelgerechtigdheid in een inschrijving, in een lot van een loterij; — van Ned. werkelijke schuld; — van oorsprong, bewijs van herkomst van goederen, in sommige landen gevorderd bij invoer, of diendend als bewijs voor de koper dat het gekochte uit de verlangde fabriek, van het verlangde merk is: — van oorsprong van een piano, van een naaimachine.
In de handel komen certificaten van verschillende aard voor. Een certificaat van arbitrage wordt in de termijnhandel door daartoe aangewezen makelaars opgemaakt ter verrekening van kwaliteitsverschillen tussen op geleverde en in het contract gespecificeerde goederen. Verder zijn bekend certificaten van oorsprong, stukken waaruit de plaats van herkomst van goederen blijkt, afgegeven door Kamers van Koophandel in het land van vervaardiging. In de effectenhandel spelen certificaten een belangrijke rol. Daar duidt men met certificaat een stuk aan, dat een vordering vertegenwoordigt (inschrijving in de Grootboeken der Nationale Schuld) of in de plaats treedt van een ander stuk (aandelen in binnen- of buitenlandse ondernemingen). Men onderscheidt royeerbare, beperkt royeerbare en niet-royeerbare certificaten. De bekendste zijn die van Amerikaanse aandelen; deze zijn nl. op naam, hetgeen bij dividend-betaling en overdracht aan derden moeilijkheden oplevert. Om dit te voorkomen hebben bepaalde instellingen, (zie administratiekantoren), de gelegenheid geopend deze oorspronkelijke aandelen op hun naam te doen inschrijven (bij hen in administratie te geven) en hiertegenover certificaten uit te geven. Het kantoor treedt tegenover de Amerikaanse onderneming als eigenaar op en stelt het aan hem uitgekeerde dividend betaalbaar aan certificaathouders onder aftrek van administratieloon. Desgewenst kan de houder de certificaten omwisselen in de originele aandelen; het administratiekantoor berekent dan royementsloon.
Wat betreft de uitgifte van certificaten van binnenlandse ondernemingen, spelen verschillende motieven een rol. Zo kunnen administratiekantoren tegen aandelen met een hoge koerswaarde certificaten uitgeven in kleine coupures, zodat deze fondsen ook voor kleine beleggers bereikbaar worden. In het geval dat ondernemingen vrees koesteren voor concentratie van hun aandelen in één hand bij ‘outsiders’, zal een door hen opgericht administratiekantoor certificaten afgeven tegen de originele stukken. De houders daarvan hebben geen stemrecht; wel kunnen zij de certificaten ter royement bij het kantoor inleveren teneinde het originele stuk met stemrecht te ontvangen, tenzij, zoals meestal in deze gevallen, in de voorwaarden is bepaald dat dit niet kan geschieden (niet-royeerbare certificaten). Eigenaars van certificaten van aandelen e.d. zijn eveneens welkom (geworden) in aandeelhouders-vergaderingen; zij mogen het woord voeren en vragen stellen, maar niet stemmen. De Ned. wetgever gaat meer aandacht besteden aan de belangen van certificaathouders. De Vereniging voor de Effectenhandel had veel bezwaren tegen niet-royeerbare certificaten, maar kon noteringsaanvragen daarvoor niet afwijzen, in verband met mogelijke schade aan allerlei belangen van ondernemingen.
Soms wordt de benaming certificaat ook gebruikt voor een bepaald origineel stuk. Zo kent men in Nederland de in verband met de geldzuivering in 1946 uitgegeven 2½% spaarcertificaten, de in 1948 uitgegeven 3¼% beleggingscertificaten en 3% investeringscertificaten, de in 1951 uitgegeven 2½% belastingcertificaten, alsmede zgn. schatkistcertificaten (een bijzondere vorm van schatkistbiljetten); deze laatste kent men ook in België, zie continental depositary receipt.
In België is een certificaat een niet-verhandelbaar afschrift van een' inschrijving in het register van aandelen op naam, afgeleverd aan aandeelhouders. LITT. S. Brouwer, Beurs en effectenhandel (1966); J. van der Woud, Effecten (1966).