m. (-en), lid van de r.k. kloosterorde der celestijnen.
De orde der celestijnen is genoemd naar haar voornaamste stichter, Petrus van Murrone, de latere paus Coelestinus V. De leden leefden sedert ca. 1235 als kluizenaars en onderhielden de regel van de H. Benedictus, met aanvullende bepalingen van de camaldulensen en franciscanen. In 1264 werd hun levenswijze door paus Urbanus IV goedgekeurd. De zeer strenge orde verbreidde zich snel in Italië, Bohemen, Frankrijk, de Nederlanden en Duitsland. In haar bloeitijd telde zij 150 kloosters. De Reformatie en de Franse Revolutie betekenden de ondergang van de orde ca.1800.
LITT. M. Heimbucher, Die Orden und Kongregationen der kath. Kirche (3e dr. 1933-34).