[Lat. cavus, hol]v., dampvorming in een vloeistof en wel damp van een lagere druk dan de dampdruk van de vloeistof. Cavitatie treedt op bij holtevorming in snelstromende vloeistoffen, in het bijzonder bij vloeistofpompen en scheepsschroeven.
Bij het instorten van deze holten (imploderen) kan de slagwerking een zeer nadelige invloed op het pomphuis of de scheepsschroef hebben, waarbij door de afbrokkeling van het metaal ter plaatse nog sterkere cavitatie optreedt en een nog heviger slagwerking veroorzaakt wordt.Dit kan met zoveel energie geschieden dat zelfs reeds na enige uren het metaal van pomphuis of scheepsschroef ernstige beschadigingen te zien geeft.Aangezien het vervangen van een scheepsschroef kostbaar is omdat het schip daarvoor uit de vaart moet worden genomen, probeert men door voorafgaande proeven in een cavitatietank de schroef een zodanige vorm te geven, dat men zo min mogelijk last heeft van die gevreesde cavitatie.