[Gr.], v.,
1. loutering, reiniging van het lichaam, purgatie, of van de ziel, psychocatharsis;
2. een loutering aan het einde van een klassieke tragedie.
De Griekse filosoof Aristoteles gebruikte in zijn Peri poietikes (Poëtica) de term catharsis voor het eerst in verband met de oude Griekse tragedie, en wel als term voor het proces waarbij de geest van de toeschouwer wordt gezuiverd van spanningen, onrust, vrees, e.d. en tot rust en harmonie wordt gebracht. Sindsdien is de betekenis van de term aan wijzigingen onderhevig geweest (Gotthold, Lessing, Goethe).
LITT. M.Kommerell, Lessing und Aristoteles (2e dr. 1957).