Ernst, Duits filosoof, *28.7.1874 Breslau, ♱13.4.1945 New York. Cassirer, lid van de jongere generatie van de Marburger School, werd in 1919 hoogleraar te Hamburg, emigreerde in 1933 en ging via Oxford en Göteborg naar New York.
Zijn belangstelling gold de historische analyse van de kennistheorie, met het doel aan te tonen hoe een kentheoretisch begrip in verschillende filosofische systemen een verschillende betekenis krijgt.Cassirer nam in zijn filosofisch-historisch onderzoek namen op die niet eerder in de geschiedenis van de filosofie gecodificeerd waren (b.v. Kepler, Huygens). Door ook mythologie, psychologie, ethiek als velden van onderzoek te zien, in samenhang met metafysica, logica en wiskunde, beklemtoonde Cassirer de eenheid van cultuur waarbinnen filosofische ontwikkelingen de voortgang van het menselijk kennen aangeven.Verder droeg Cassirer bij tot de studie van de grondslagen van de wiskunde en de natuurwetenschappen, m.n. door de logische structuur van denkvormen als getal, tijd, ruimte, ook van chemische begrippen, te analyseren. Ook hier ging hij de verandering van de betekenis van zulke begrippen in de verschillende wetenschappen na, om aan te tonen dat deze begrippen geen los van hun gebruik staande betekenis bezitten. Absolute waarde hebben ook de wiskundige grootheden niet, het begrip ‘functie’ staat tegenover het begrip ‘substantie’. Cassirers begripstheorie werd door H.Cohen enerzijds geprezen, anderzijds bekritiseerd vanwege de beklemtoning van de functionaliteit en de relationaliteit van wat als absolute grootheid gold.
Vanuit deze bijdragen tot de kentheorie en het grondslagenonderzoek groeide Cassirers grootste en belangrijkste werk: de studie van het fenomeen cultuur en de filosofie en logica van de cultuurwetenschappen. Taal, mythen, religies, kunsten, maar ook het menselijk kennen zijn geheel eigen vormen, overwegend van symbolische aard. Op historische en systematische wijze onderzocht Cassirer de structuur van deze symbolen. Dat leidde tot een taal- en cultuurfilosofie, die later in een filosofische antropologie uitmondde. Zijn duiding van politieke theorieën, in het bijzonder die over de staat, als een specifieke mythologie die het gevaar van een cultuurcrisis in zich draagt, is vooral in het Angelsaksisch denken beroemd geworden. Cassirer verzorgde een editie van de filosofische hoofdwerken van Leibniz (1904—06) en van de verzamelde werken van Kant (11 dln. 1911 e.v.).
Werken: Leibniz’ System in seinen wissenschaftlichen Grundlagen (1902), Das Erkenntnisproblem in der Philosophie und Wissenschaft der neueren Zeit (4 dln. 1906—57), Substanzbegriff und Funktionsbegriff (1910), Zur Einstein’schen Relativitätstheorie (1921), Idee und Gestalt (1921), Philosophie der symbolischen Formen (3 dln. 1923—29), Determinismus und Indeterminismus in der modernen Physik (1936), Zur Logik der Kulturwissenschaften (1942), An essay on man (1944), The myth of the state (1946).
LITT. R.Klibansky en H.J.Paton (red.), Philosophy and history (1936); P.A.Schilpp (red.), The philosophy of E.Cassirer (1949); C.H.Hamburg, Symbol and reality (1956).