Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Carotenoïde

betekenis & definitie

o. (-n), ben. voor een groep van gele, oranje of rode biologische kleurstoffen.

Carotenoïden hebben een zeer groot verspreidingsgebied in de planten- en dierenwereld. Zij komen in veel chemisch nauw verwante structuren voor, en hebben als basis veelal een langgerekte koolwaterstofketen. Ook hebben ze een karakteristiek absorptiespectrum en worden zij op grond van hun structuur en eigenschappen onderverdeeld in twee groepen: de carotenen en de xantofyllen.

Bij bladeren en eencellige wieren zijn carotenoïden, zowel carotenen als xantofyllen, een essentieel onderdeel van het fotosynthese-apparaat. Ze komen dan ook speciaal in de chloroplasten voor. Behalve energie-overdracht naar het chlorofyl, en bescherming van de pigmenten tegen foto-oxidatie, zijn nog andere mogelijke functies voor deze pigmenten in studie. Bij fruit is de tomaat een karakteristiek voorbeeld van carotenoïdkleuring (lycopeen, een xantofyl), bij wortels de peen ( ß-caroteen). Ook veel geel en oranje in bloemen is te danken aan carotenoïdkleuring.

Bij vogels is er een belangrijke bijdrage van carotenoïden aan de kleuring van de veren, terwijl ook de kleur van het eigeel door xantofyllen wordt veroorzaakt. In beide gevallen worden de carotenoïden uit de voeding verkregen.

Een belangrijke eigenschap is ook de relatie met vitamine A. Bij zoogdieren, vogels en vissen kan dit essentiële vitamine, indien het niet als zodanig gegeten wordt, gemaakt worden door omvorming van ß-caroteenmoleculen (provitamine A).

< >