[Caledonia, Lat. voor Schotland], gebergtevorming die vooral tijdens het Ordovicium en Siluur de toenmalige Caledonische geosynclinale, van Noorwegen over Schotland naar oostelijk Noord-Amerika lopend, opgeheven en geplooid heeft. De orogenese verliep in verschillende fasen in verschillende delen van de aarde.
Belangrijk in Noord-Amerika was de Taconische fase, terwijl in West-Europa vooral de Ardennische en Erische fasen effectief waren.Hierbij werden vooral de gebergten in Noorwegen en Schotland gevormd, mogelijk door een te zamen drijven van de continentale massa’s van Noord-Amerika en West-Europa. Na afloop van de Caledonische orogenese werd het wereldbeeld bepaald door twee grote continentale massa’s: Laurazië (Noord-Amerika samen met Eurazië) in het noorden; Gondwanaland (Afrika, Zuid-Amerika, Antarctica, Australië, Madagascar en India verenigd) in het zuiden.