Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Cadiz

betekenis & definitie

Spaanse stad, hoofdstad van de gelijknamige prov. (7385 km2, 890 300 inw.), aan de golf van Cadiz, 134 300 inw. Belangrijke haven; invoer van steenkool, ijzer en staal, machines, aardolie en hout en uitvoer van sherry, zout, vis, kurk en olijfolie.

Industrie: tabak, zout, scheepsbouw.Marinestation. Typerend zijn de vele pleintjes en nauwe straten in de binnenstad, de platte daken en uitkijktorentjes (miradores) van de huizen. Er is een medische faculteit van de universiteit van Sevilla.

Cadiz ligt aan het eind van een 9 km lange landtong op een kalkrots, heeft prachtige promenades, een neoklassicistische kathedraal en een museum voor schone kunsten.

GESCHIEDENIS

Cadiz werd ca. 1100 v.C. gesticht door de Feniciërs, als Gadir (burcht). De stad werd ca.500 v.C. een belangrijk handelscentrum van de Carthagers. In 210 v.C. werd Cadiz Romeins (onder de naam Gades). In die periode behield het zijn positie als belangrijk handelscentrum. Na de Arabische periode (711—1262) kreeg Cadiz in de 16e eeuw in Castilië, samen met Sevilla, het monopolie van de Amerikaanse handel. De zilveraanvoer lokte in 1587, 1626, 1656 en 1702 Engelse aanvallen, in 1596 een gecombineerd Ned.-Engelse overval uit.

In 1810—12 werd Cadiz tevergeefs door de Fransen belegerd. In 1812 kwamen de Cortes te Cadiz bijeen, om Spanje een nieuwe GW te geven. De stad was het belangrijkste centrum van de opstanden van 1820—23 en 1868. Tijdens de Spaanse burgeroorlog gebruikte generaal Franco sedert 1936 Cadiz als aanvoerhaven voor zijn troepen uit Noord-Afrika.

LITT. A.de Castro, Historia de Cadiz (1932); E. Tijeras, Cadiz (1964).

< >