Amerikaans socioloog, 16.5.1886 Ontario (Canada), ♱1966 Chicago. Burgess studeerde en promoveerde aan de universiteit van Chicago; sinds 1915 was hij docent aldaar, van 1927-51 hoogleraar.
In de rol van naaste medewerker van Robert E.Park en als stimulator en academisch docent heeft Burgess een groot aandeel gehad in de ontwikkeling van de ecologische school in de sociologie (zie ecologie), die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de analyse van de moderne grote stad. Vooral bekend werd de Burgess-hypothese, de indeling van de stedelijke ruimte in vijf concentrische zones, die Burgess als het resultaat zag van m.n. de ecologische processen invasie en successie, volgens welk model de groei van de Amerikaanse stad zich zou voltrekken.
Empirisch onderzoek heeft tot andere opvattingen geleid, zoals het sector-model van Homer Hoyt (1939) en het multipele kernen-model van Harris en Ullman (1945), die de oorspronkelijke theorie grondig hebben gewijzigd. Van belang is tevens Burgess’ bijdrage tot de gezinssociologie, waarbij hij zich er met Locke en Cottrell op toelegde de factoren van huwelijksgeluk te bepalen en methoden te beproeven om succes en falen van huwelijken te kunnen voorspellen.
Werken: Introduction to the science of sociology (met R.E. Park, 1921), The city (met R.E.Park en R.D.
McKenzie, 1925), The urban community (1926), Predicting success and failure in marriage (met L. Cottrell, 1939), Engagement and marriage (met P. Wallin, 1953), Contributions to urban sociology (met D.J.Bogue, 1964, met overzicht gesch. ecologische school van Chicago).