o., een van de weivliezen in de buikholte.
Het buikvlies (peritoneum) bekleedt de wand van de buikholte en bekkenholte (zie bekken) en tevens alle organen die in de buikholte uitstulpen. Men kan aan het buikvlies een drietal delen onderscheiden:
1. het deel dat tegen de wand van de buikholte ligt (peritoneum parietale);
2. het deel dat de organen bekleedt (peritoneum viscerale);
3. de verbinding tussen peritoneum parietale en viscerale, de zgn. ophangband of het darmscheil (mesenterium). Dit laatste is een dubbelblad van weivlies, waartussen bindweefsel ligt, waardoorheen vaten en zenuwen de organen kunnen bereiken. Het deel van het darmscheil dat van de maag naar de dikke darm loopt, vormt aan de voorkant van de buikholte een grote plooi: het grote net (omentum majus).
Ingeval van b.v. een blindedarmontsteking drapeert het grote net zich om de aangedane plaats, aldus de ontstekingsplaats afkapselend. Het gladde, vochtige buikvlies is zeer gevoelig voor prikkeling en ontsteking (zie buikvliesontsteking). Tijdens een prikkelings- of ontstekingsproces kunnen verklevingen en vervolgens vergroeiing van het buikvlies ontstaan, waardoor organen onderling of met de buikwand kunnen vergroeien, zie weivlies.