(Du.: Braunschweig), Westduitse stad in de deelstaat Nedersaksen (aan de weg en spoorweg Hannover-Berlijn), ca. 235000 inw. De industrie omvat machinebouw, vrachtwagens, autobussen, auto’s, piano’s, conserven, optische en andere lichtere industrie.
Vooral het complex bij de haven aan het Mittellandkanaal is sterk ontwikkeld. De industriële ontwikkeling vond plaats op basis van dichtbij gewonnen mineralen (ertsen, aardolie, zout, bruinkool) en de verwerking van landbouwprodukten van het omringende vruchtbare platteland.
Brunswijk heeft een technische hogeschool en lerarenopleiding. Er zijn een aantal uitgeverijen gevestigd.
De stadskern wordt gevormd door de Burgplatz, waar zich de burcht (1175), de Dom (eind 12e eeuw) en het raadhuis bevinden. Brunswijk heeft verschillende musea (met o.a.
Ned. 17eeeuwse schilderstukken).GESCHIEDENIS. Door Hendrik de Leeuw werden in de 12e eeuw enkele nederzettingen door een muur omringd; de nieuwe vesting kreeg daarbij stadsrechten. Bij een uitbreiding werd het dorp Brunswik geannexeerd, waaraan de stad haar naam ontleent. In 1753 werd het de residentie van de hertogen van Brunswijk-Wolfenbüttel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Brunswijk een centrum van de Duitse vliegtuigindustrie. Bij het herstel na 1945 van de zwaarbeschadigde stad ging men uit van het oude stratenplan. De economische ontwikkeling werd sterk belemmerd door de dichtbijgelegen zonegrens met de DDR.