Aleksej Aleksejevitsj, Russisch officier, *19.4.1853 Sint-Petersburg, †17.3.1926 Moskou. Broesilov diende eerst bij de cavalerie, onderscheidde zich tegen de Turken (1877—78) en kreeg tijdens de Eerste Wereldoorlog in 1914 het commando over het 8e leger, dat in Galicië opereerde.
In 1916 werd Broesilov bevelhebber van de Russische troepen in de zuidelijke sector. In 1916 leidde hij het Broesilov-offensief, met het doel de westelijke Geallieerden, die toen in een benarde positie verkeerden, te ontlasten.
Na een zeer succesvol begin - de Russen maakten 350.000 krijgsgevangenen - liep het offensief vast. Nadat Duitse hulptroepen waren gearriveerd, werd het front gestabiliseerd en leden de Russen - vooral door gebrek aan transportmiddelen en munitie - enorme verliezen.
Oostenrijk-Hongarije had Oost-Galicië en de Boekovina verloren en een klap geïncasseerd die het niet meer teboven kwam. Ten gevolge van het Broesilov-offensief voegde Roemenië zich bij de Geallieerden.
Broesilov behoorde tot de weinige officieren die positief reageerden op de Russische Revolutie. In 1920 assisteerde hij de bolsjewieken in de oorlog tegen Polen.
Werken: Der Durchbruch der österreichisch-deutschen Front (1916).
LITT. A.Clark, Suicide of the empires (1970; Zelfmoord der giganten 1971); N.Stone, The eastern front 1914—17 (1975).
