[Fr.], v. (-s),
1. fijn handborduurwerk;
2. (tuinkunst) decoratieve, veelal geometrische wijze van tuinaanleg;
3. versiering, die tijdens de duur van een akkoord wordt uitgevoerd in een muziekstuk.
Gedurende de renaissance en de barok was de broderie een vorm van tuinarchitectuur waarbij lage haagjes van o.a. buksboompjes versieringsmotieven vormden op terrassen van tuinen. De gesnoeide hagen werden aanvankelijk gecombineerd met bloemperken, later met vlakken gekleurd zand, grind of schelpen.