Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Breedtebepaling

betekenis & definitie

v. (-en), astronomisch-geodetische methoden om de breedte van een plaats te bepalen.

De voornaamste methoden om de breedte te bepalen zijn:

1. door circumpolaire sterren: wordt de hoogte van zo’n ster in onder- en bovenculminatie gemeten, dan is (na correctie voor de refractie) het gemiddelde van de beide hoogten de breedte; vaak wordt de poolster als circumpolairster gebruikt;
2. idem: waarbij b.v. alleen de bovenculminatie waargenomen wordt; de breedte ዋ volgt uit de formule ዋ = ? + ?, waarin ζ de waargenomen zenitafstand, en ? de declinatie van de ster is;
3. volgens Talcott (zie zenitkijker): hierbij worden twee sterren in de meridiaan waargenomen, die op ongeveer gelijke zenitafstanden ten zuiden en ten noorden van het zenit culmineren; tussen de twee waarnemingen in wordt de kijker 180° gedraaid om een verticale as en dan kan het verschil van deze zenitafstanden nauwkeurig bepaald worden;
4. door circummeridiaanshoogten: hierbij wordt een hoogte, even vóór of na de meridiaan waargenomen, op de meridiaanshoogte h herleid, die dan weer volgens
2. ዋ doet vinden: ዋ = 90° h + ?;
5. door doorgangen in de eerste verticaal: in de parallactische driehoek TPS (T het zenit, P de pool, S de ster), die nu rechthoekig in T is, zijn PS = 90° ? en de uurhoek SPT = t bekend; ? volgt uit de formule tan ዋ = tan ? sec t.

Op zee wordt vooral methode

4. gebruikt; de zeeman wacht af tot de zon (of een ster) de grootste hoogte (meridiaanshoogte) bereikt en meet deze met een sextant.

< >