v. (-en), uitbreiding van de kapitaalgoederenvoorraad, zonder dat hierdoor arbeid wordt vervangen.
Bij breedte-investeringen kan men zich voorstellen dat bij het investeren wél arbeid wordt vervangen. Dan spreekt men van een diepte-investering. Als in een bedrijfshuishouding bij elk van twee machines drie mensen werken, is sprake van een breedte-investering wanneer een derde machine wordt aangeschaft, zodat negen arbeiders te werk kunnen worden gesteld. Structurele werkloosheid wordt wel toegeschreven aan het feit dat ondernemers, vanwege de hoge loonkosten, wel in de diepte maar niet in de breedte hebben geïnvesteerd.