v. (-en), in Nederland onder bepaalde condities geheven gemeentebelasting.
De bouwgrondbelasting (art. 274 Gemeentewet) wordt geheven op onroerend goed, als door de gemeente voorzieningen worden getroffen waardoor het onroerend goed geschikt of beter geschikt wordt voor bebouwing, of in een voordeliger positie komt te verkeren. De kosten van die voorzieningen (m.n. het bouwrijp maken van gronden), voorzover die kosten niet krachtens privaatrechtelijke overeenkomst aan de gemeente worden voldaan, kunnen geheel of ten dele over het onroerend goed worden omgeslagen. De belasting wordt ineens geheven, maar de belastingverordening moet het mogelijk maken, dat op verzoek van de belastingplichtige het bedrag in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende maximaal 30 jaar kan worden betaald. De belasting is een bijzondere vorm van de baatbelasting. Met betrekking tot dezelfde voorzieningen kunnen de kosten dus niet dubbel worden verhaald door heffing van zowel baatbelasting als bouwgrondbelasting. Wel kunnen de totale kosten over deze twee belastingen worden omgeslagen.