Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bouillon

betekenis & definitie

[Fr.], m.,

1. vleesnat of aftreksel van mager vlees: een kop bouillon drinken; bouillon van blokjes;
2. spiraalvormig opgerold dun metaal-(m.n. goud- of zilver-) draad.

Wenst men heldere bouillon die zoveel mogelijk opgeloste eiwitstoffen bevat, dan mag de verwarming niet hoger dan 65 °C gaan. Bij hogere temperatuur stolt het eiwit grotendeels en wordt dan meestal als schuim afgeschept. Men kan het vlees ook te zamen met groenten laten trekken, waarbij de tuinkruiden een pittige en opwekkende smaak aan de bouillon verlenen. Laat men de zuivere bouillon verder indampen, dan krijgt men vleesextract. Bouillon wordt gemakkelijk opgenomen en prikkelt de spijsverteringsorganen, zodat hij veel wordt gegeven aan herstellenden. De voedingswaarde is gering.

Visbouillon verkrijgt men door het opkoken van viskoppen, graten enz.; hij wordt gebruikt als grondstof voor vissauzen.

Bouillonblokjes bestaan voornamelijk uit keukenzout (65 %) waaraan vleesextract is toegevoegd; door oplossen in heet water krijgt men bouillon.

< >