Boudewijn, (taalkunde) - [Oudgerm. bald, stoutmoedig, dapper, win, vriend], (ook: Bonden, Bouwen; Duits: Balduin, Baltwin; Engels: Baldwin; Frans: Baudouin), mannennaam die door vele vorstelijke personen is of wordt gedragen.
BELGIË
Boudewijn, Albert Charles Leopold Axel Marie Gustave,
koning der Belgen (1951—), *7 september 1930 te Brussel; oudste zoon van koning Leopold III en koningin Astrid; sedert 15 december 1960 gehuwd met Fabiola de Mora y Aragón.
Boudewijn verbleef tijdens de Tweede Wereldoorlog te Ciergnon en te Laken en werd in juni 1944, samen met zijn vader, naar Duitsland en later naar Oostenrijk (Strobl) gevoerd. Vanaf 1945 verbleef hij met Leopold in Zwitserland. Hij keerde in juli 1950 naar België terug, waar hem, na het intern conflict rond zijn vader Leopold III (zie koningskwestie), de koninklijke macht en titel van ‘koninklijke prins’ werd opgedragen. Op 17 juni 1951 legde hij als vijfde koning der Belgen de grondwettelijke eed af. (zie Afb.)
LITT. D.Polet, Baudouin, un roi au service de son pays (1976).
HENEGOUWEN
Boudewijn I, graaf van Henegouwen,
(1051—70), (zie Boudewijn VI, graaf van Vlaanderen).
Boudewijn II, graaf van Henegouwen,
(1071—98), *ca 1064, ♱in Bithynië; tweede zoon van Boudewijn I.
Hij volgde zijn oudere broer Arnulf III op, terwijl Vlaanderen verloren ging aan zijn oom Robrecht de Fries. Zijn herhaalde pogingen om dit graafschap te herwinnen, mislukten. Boudewijn II kwam om tijdens de eerste kruistocht.
Boudewijn III, graaf van Henegouwen
(1098—1120), ♱1120; zoon van Boudewijn II.
Hij volgde zijn vader op en trachtte op zijn beurt Vlaanderen te heroveren, vooral na het kinderloos overlijden van de Vlaamse graaf Boudewijn VII Hapkin. Maar hij kon de opvolging aldaar van Karel de Goede niet beletten.
Boudewijn IV, graaf van Henegouwen
(1120—71), *ca.1109, ♱2 november 1171; zoon van