o., het verzamelen van geologische en fysische gegevens betreffende de lagen die door een diepboring doorsneden worden.
De door boorgatenonderzoek verkregen gegevens worden grafisch als functie van de diepte uitgezet (‘boorlog’). Opgenomen kunnen worden:
1. de aard van het gesteente, aan de hand van boorsnelheden, van het opgespoeld boorgruis, en vooral van de uitgeboorde kernen;
2. temperatuur, druk en debiet van het grondwater;
3. de boorgatmiddellijnen (‘calliperlog’), dank zij een apparaat dat in het gat schuift en de indrukking van tasthorens elektrisch doorgeeft;
4. de schuinte en de richting van het gat (zie boorgathellingmeter);
5. de elektrische eigenschappen (weerstand en zgn. spontane potentiaal) met het schlumbergerapparaat, of de radioactieve eigenschappen (‘neutronlog’) van de doorboorde lagen.
Hoewel deze metingen meestal niet rechtstreeks geïnterpreteerd kunnen worden, kan men er, door ze te vergelijken met die van boringen die in bekend gebied uitgevoerd of volledig gekend worden, heel snel en goedkoop gegevens mee verkrijgen. De zgn. formatietester kan tijdens een tijdelijke stop, in boringen die nog niet met bekledingsbuizen voorzien werden, het debiet meten dat door een bepaalde aardolie- of gasvoerende laag afgegeven kan worden. Deze metingen worden meestal uitgevoerd door gespecialiseerde maatschappijen, die de nodige specialisten en apparaten bezitten en onafhankelijk zijn van de aardolie-exploitanten, die hun voornaamste klanten zijn.
