het meest oostelijk gelegen eiland van de Ned. Antillen, 288 km2, 8200 inw.
Hoofdplaats: Kralendijk (840 inw.).FYSISCHE GEOGRAFIE.
Het eiland is langgerekt van vorm (40 km lang, 5—12 km breed). Het westen van Bonaire is heuvelachtig: de hoogste top is de Brandaris (241 m). Midden-Bonaire heeft kalksteenterrassen. Naar het zuiden toe gaat het landschap over in een vlakte waarin zoutwatermeren liggen. Het grootste hiervan is het Pekelmeer. Een belangrijk deel van de kust is een koraalkust.
Er zijn enkele zandstranden. Ten westen van Bonaire ligt het koraaleilandje Klein-Bonaire (6 km2). Bonaire ligt in de tropische luchtstreek.
De overheersende wind is de noordoostpassaat. Gemiddelde jaartemperatuur: 27,6 °C. De neerslag valt vooral tussen okt.—febr. De vegetatie omvat m.n. gedoomde struikbegroeiing en laag geboomte. Er heeft eeuwenlang ontbossing plaatsgevonden. Bonaire is vermaard door de roze flamingo’s, die in grote kolonies in de zoutwatermeren leven.
BEVOLKING.
In de bevolking is het negroïde element overheersend; ook zijn er afstammelingen van Spanjaarden en Nederlanders. 94 % is rooms-katholiek. Nederlands is de officiële taal; er wordt voornamelijk Papiamento gesproken.
ECONOMIE.
De landbouw wordt beperkt door gebrek aan water en vruchtbare grond. Op kleine bedrijfjes wordt maïs voor de lokale markt verbouwd . De regering steunt de teelt van aloë op kalkgronden. De veeteelt is merendeels extensief: loslopende geiten en schapen. De visserij beperkt zich voornamelijk tot kustvisserij. Industrie: bedrijfskleding. Sedert 1963 wordt zeewater gedestilleerd tot drinkwater.
De aloude zoutwinning in zoutpannen wordt weer tot ontwikkeling gebracht. Het toerisme neemt toe.
De wegen zijn goed. Kralendijk is de havenplaats. De luchthaven Flamingo heeft internationale verbindingen. [drs.C.J.Wilten-de Muinck Keizer]
LITT. Kon. Inst. voor de Tropen, Ned. Antillen, landendocumentatie (1969).
GESCHIEDENIS.
De naam is waarschijnlijk afkomstig van het Indiaanse woord banare, het lage eiland, waar de Spanjaarden buenaire, goede lucht, van hebben gemaakt. Bonaire werd in 1499 ontdekt door Alonso de Ojeda. De Indiaanse bevolking werd naar Hispaniola (Haiti) gevoerd om als slaaf in de mijnen te werken (1515). De overlevenden werden door de factor Juan de Ampues teruggehaald (1527). Onder zijn bestuur werden paarden, runderen, ezels, geiten, schapen en varkens ingevoerd.
Sedert 1621 werd Bonaire geregeld door Hollandse schepen aangedaan voor zout en verfhout. In 1636 werd het praktisch onbewoond geraakte eiland door de Hollanders in bezit genomen. Tot 1798 was Bonaire een Compagniesplantage als leverancier van zout, vlees, maïs en verfhout. Hiertoe werden negerslaven ingevoerd. Tevens vestigden er zich van het vasteland gevluchte Indianen, die echter ca. 1800 door vermenging met de slaven als aparte etnische groep praktisch waren verdwenen. Particuliere vestiging was niet toegestaan, zodat het eiland zeer spaarzaam bevolkt bleef.
Gedurende de Engelse bezetting (1800-16, met onderbrekingen) werd Bonaire met slaven en al verhuurd, o.a. aan een Amerikaanse zakenman. Tussen 1816—68 was het een gouvernementsplantage. Na de Emancipatie (1863) was de produktie niet meer lonend, zodat het eiland werd verkaveld en geveild. Wegens onvoldoende werkgelegenheid emigreerden velen naar Venezuela, Suriname en, sinds 1920, naar Curaçao en Aruba (olie-industrie).
De laatste jaren is er remigratie door de mechanisatie in de olie-industrie en de economische vooruitgang van Bonaire door hervatting van de zoutindustrie, opkomst van het toerisme sinds de Tweede Wereldoorlog en vestiging van twee radiozenders (1964). Sinds de Eilandenregeling van 1951 heeft Bonaire recht op één zetel van de 22 in de Volksvertegenwoordiging.
LITT. J.Hartog, Van Indianen tot toeristen (1957).