m. (-en), (ook: bede- of vastendag), dag waarop volgens voorschrift van diverse religies onder bidden en vasten boete gedaan wordt voor bedreven zonden.
De joden kennen o.a. bij het begin van het joodse jaar negen boetedagen, voorafgaand aan de Grote Verzoendag, die de belangrijkste boetedag is. De islam heeft de ramadan of grote vasten, de negende maand van het mohammedaanse jaar. De Rooms-Katholieke Kerk kent (nu nog) twee vasten- en onthoudingsdagen: aswoensdag en Goede Vrijdag. Kerstmis en Pasen kennen een boetetijd als voorbereiding (advent en vasten); men legt in deze tijd niet zozeer de nadruk op de uiterlijke boetepraktijken, maar meer op een houding van soberheid en edelmoedigheid die niet aan een bepaalde tijd of dag gebonden is.