o. (-s), bepaling omtrent aard en duur van de kerkelijke boetedoening, die zondaars moesten ondergaan in de eerste eeuwen van het christendom alvorens opnieuw toegelaten te worden tot de communie.
De oudste boetecanons zijn die van Gregorius de Wonderdoener (ca. 263), Petrus van Alexandrië (ca. 306), en van de Concilies van Ancyra (314), Neocesarea (ca. 320) en Nicea (325) in het Oosten; van het Concilie van Elvira (ca. 300) en Arles (314) in het Westen.
LITT. P.Galtier, L'Eglise et la rémission des péchés aux premiers siècles (1934).